Universiteit Leiden

nl en

Onderzoeksproject

De Perzische Epische Cyclus

Het hoofddoel van dit project is het terugvinden, ordenen en beoordelen van materiaal van de Perzische epische cyclus. Hiermee wordt het vakgebied Iraanse studies verrijkt met de eerste volledige en evenwichtige analyse van vorm en inhoud van de epen binnen de Perzische epische cyclus.

Contact
Gabrielle van den Berg
Partners

The Shahnama Project, funded by the Arts and Humanities Research Council of the British Academy

Het Shahnama, of Boek der koningen, is een monumentaal werk in de wereldliteratuur. Daarmee was de wedergeboorte van een onafhankelijke Perzische cultuur enkele eeuwen na de overwinning van de islam een feit. Het was een mijlpaal in de Perzische cultuur en de Perzische epische traditie in het bijzonder, en essentieel voor de vorming van de eigen identiteit van Perzischtaligen in het huidige Iran, Afghanistan en Centraal-Azië.  

Het epos is rond 1010 n.C. geschreven door de Perzische dichter Ferdowsi en kan worden beschouwd als een poëtische weergave van de legendes en geschiedenis van het Iraanse volk vanaf de schepping tot de komst van de islam. Het is gebaseerd op oudere geschreven en orale bronnen en volgt de lijn van Iraanse koningen, van wie velen uitsluitend in legendes voorkomen. Deze koningen zijn eeuwigdurende rivalen van de noorderburen in de historische regio Turan. Een groot deel van het Shahnama gaat over de intriges van deze Iraanse koningen en de Turaniërs en hun onderlinge oorlogen. De legendes rond de heldendaden van Rostam, leider van Sistan en onderdaan van de koning van Iran, vormen echter de kern van het Shahnama.

Het Shahnama bestaat uit 50.000 verzen epische poëzie en is bewaard gebleven in een grote verscheidenheid aan manuscripten, veelal geïllustreerd door vooraanstaande miniatuurschilders. Het werd niet alleen beschouwd als een literair en mythologisch werk, maar ook als een politiek document en propagandamiddel. Als icoon van de Perzische cultuur paste het uitstekend in een klimaat met een groeiend bewustzijn van nationale identiteit. Het was een inspiratiebron voor literatuur in de breedste zin van het woord, voor geschiedenis en historiografie, en voor diverse kunstvormen.

Als normatieve tekst in de Perzische geschiedenis en literatuur werd het Shahnama al snel een levend episch gedicht dat steeds weer veranderd en aangepast werd. De oorspronkelijke versie van het Shahnama van Ferdowsi is voorgoed verloren gegaan. Hoogstwaarschijnlijk heeft Ferdowsi niet al het episch materiaal dat in die tijd rondging opgenomen. Algemeen wordt aangenomen dat het overige materiaal nog steeds circuleerde en dat andere dichters ofwel delen daarvan hebben vastgelegd, of aanvullend materiaal hebben geschreven dat erdoor geïnspireerd was, of episodes uit het beschikbare materiaal hebben bewerkt. Een deel van dit zogenaamde 'secundaire' materiaal dat thematisch verband houdt met het Shahnama, is opgenomen in latere manuscripten en werd geleidelijk beschouwd als onderdeel van het oorspronkelijke corpus zoals geschreven door Ferdowsi. Dit opgenomen materiaal wordt nu de 'Perzische epische cyclus' genoemd, naar analogie met de Griekse epische cyclus van gedichten die een aanvulling vormen op de Ilias en de Odyssee.

Het merendeel van de epen uit de Perzische epische cyclus is niet in gedrukte vorm beschikbaar, maar is ingevoegd in manuscripten van het Shahnama, in litho's, in plakboeken van verhalenvertellers (tumar) en in mondelinge vertolkingen van het Shahnama (naqqali). Uit deze bronnen blijkt duidelijk dat de epen van de Perzische cyclus geen vaststaande teksten zijn, maar voortdurend opnieuw vormgegeven en uitgevonden worden en sterk verschillen in reikwijdte en lengte. De meeste teksten die als invoeging in andere manuscripten gevonden zijn, bevatten hoogstens 5000 versregels. Hoewel het Shahnama en de Perzische epische cyclus duidelijk onderdeel zijn van een geschreven traditie, zijn ze ook stevig geworteld in de orale traditie van Iran en het Iraanse cultuurgebied.

Vanaf de 19e eeuw ontstond de wens om een gezaghebbende versie van het Shahnama te maken, en verscheen er een aantal geannoteerde uitgaven waarin de Perzische epische cyclus ontbrak. De komst van geannoteerde uitgaven betekende dus een voortijdig einde aan de verspreiding van de Perzische epische cyclus. Deze gedichten zijn lange tijd niet meer gepubliceerd, vertaald of onderzocht. Inmiddels is het duidelijk dat de Perzische epische cyclus laat zien hoe de Perzische epische traditie zich in de Iraanse samenleving ontwikkelde en hoe het Shahnama door de eeuwen heen ontvangen werd. Met het wegdoen van dit aanvullende episch materiaal wordt ontkend dat het Shahnama een levende traditie is die alom aanwezig is in de Perzische cultuur. De vraag: wat is er na Ferdowsi met het Shahnama gebeurd? is net zo belangrijk als de vraag: wat waren Ferdowsi's bronnen? Of: wat was de oorspronkelijke versie geschreven door Ferdowsi? We willen deze lacune in Perzische studies en onderzoek naar het Shahnama opvullen met het project De Perzische epische cyclus.

De Perzische epische cyclus is behouden gebleven dankzij de traditie van manuscripten en de directe opvolger daarvan, het boek met lithografieën, en door de orale traditie in het Iraanse cultuurgebied. In dit project worden de beschikbare bronnen van de Perzische epische cyclus onderzocht en geanalyseerd om de traditie van het Shahnama opnieuw onder de loep te nemen. De verhouding tussen de orale en geschreven traditie wordt onderzocht met een drieledige benadering van het huidige geheel aan materiaal dat bestaat uit manuscripten, lithografische uitgaven en opnames van mondelinge uitvoeringen

Algemene doelstelling

Het algemene doel van het project De Perzische epische cyclus is om een diepgaande analyse te maken van de tot nu toe verwaarloosde gedichten van de Perzische epische cyclus. Daarbij wordt rekening gehouden met en verder onderzoek gedaan naar het verband van deze gedichten met het Shahnama van Ferdowsi en hun plaats binnen de traditie van het Shahnama.

Doelen

Het hoofddoel van dit project is het terugvinden, ordenen en beoordelen van materiaal van de Perzische epische cyclus. Hiermee wordt het vakgebied Iraanse studies verrijkt met de eerste volledige en evenwichtige analyse van vorm en inhoud van de epen binnen de Perzische epische cyclus. Het tweede doel is aantonen dat deze zogenaamde secundaire epen een literair corpus vormen dat niet alleen inzicht verschaft in tien eeuwen gebruik van het Shahnama, maar dat ook zelfstandig literair erfgoed is.

In het project worden onder andere de volgende onderzoeksvragen gesteld: wat is de Perzische epische cyclus en welke plaats neemt die in ten opzichte van het Shahnama en binnen de traditie van het Shahnama? Waarom en hoe is de inhoud van de Perzische epische cyclus opgenomen in zoveel manuscripten van het Shahnama? Hoe hebben geschreven en orale tradities elkaar beïnvloed? Hoe hebben deze epen zo'n prominente rol gekregen in de orale en geschreven traditie van het Iraanse cultuurgebied? Deze vragen worden beantwoord op basis van een analyse van een representatief corpus uit de Perzische epische cyclus, waaronder manuscripten van voor de 19e eeuw, lithografische boeken uit de 19e en 20e eeuw, transcripten in plakboeken van verhalenvertellers (tumar) en opnamen van traditionele Iraanse mondelinge vertolkingen van de epen (naqqali). Een belangrijke beoogde uitkomst van het project is de herbeoordeling van het Shahnama als levende traditie.   

Het door NWO gefinancierde project De Perzische epische cyclus komt voort uit het Shahnama Project van de Universiteit van Cambridge onder leiding van Charles Melville, gefinancierd door de Arts and Humanities Research Council van de British Academy.  Het doel van het Shahnama Project van de Universiteit van Cambridge is de samenstelling van een corpus van illustraties uit het Shahnama met details van de manuscripten en van de tekstuele context waarin ze voorkomen. Dit is een krachtig instrument dat bijna oneindige mogelijkheden biedt voor onderzoek en vergelijkende analyse. Het hoofddoel van dit project is het bevorderen van onderzoek naar de rol van epos in de Perzische geschiedenis en cultuur, en onderzoek te doen naar de verbanden tussen de tekst van het gedicht en de vele miniaturen die zijn geschilderd als illustratie. Deze dateren van de vroege 13e tot de late 19e eeuw: een ruim 600-jarige bijna ononderbroken stroom van artistieke activiteit. In de database van het Shahnama Project is meer informatie te vinden.

Het project De Perzische epische cyclus is van 2006-2011 uitgevoerd in het kader van een Vidi-beurs van NWO. Het binnen het Vidi-programma uitgevoerde project is afgelopen, maar het project De Perzische epische cyclus loopt nog en heeft verschillende publicaties opgeleverd. De deelnemende onderzoekers en auteurs van de publicaties zijn Gabrielle van den Berg (projectleider), Marjolijn van Zutphen (promovendus en onerzoeksassistent) en Evangelos Venetis (postdoc). Marjolijn van Zutphen is in december 2011 gepromoveerd op het proefschrift Faramarz, the Sistani Hero met als promotoren prof. dr. Jan Just Witkam en prof. dr. Gabrielle van den Berg. Op basis van haar proefschrift heeft Van Zutphen het boek Farāmarz, The Sistāni Hero. Texts and Traditions of the Farāmarznāame and the Persian Epic Cycle geschreven, dat in 2014 is verschenen bij uitgeverij Brill. Een selectie van andere publicaties binnen het project is te vinden op de publicatiepagina van Gabrielle van den Berg.

The English tekst has the spelling Firdausi in this paragraph, but Ferdowsi in the rest of the text. I therefore used the spelling Ferdowsi here as well.
Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.