Universiteit Leiden

nl en

Proefschrift

De uiterlijke verschijningsvorm in het strafrecht

Op 25 november 2020 verdedigde Sara Arendse haar proefschrift 'De uiterlijke verschijningsvorm in het strafrecht'. Het promotieonderzoek is begeleid door promotoren prof.mr. C.P.M. Cleiren en prof.mr. J.M. ten Voorde.

Auteur
Sara Arendse
Datum
25 november 2020
Links
Leids Repositorium

Het concept 'uiterlijke verschijningsvorm' werd in 1978 door de Hoge Raad erkend. Zowel in de juridische literatuur als in de jurisprudentie is het concept aanvankelijk ontwikkeld in het kader van de leer van de strafbare poging (geregeld in artikel 45 Wetboek van Strafrecht (BW)). Vanaf 2003 is het concept overgebracht naar de context van andere doctrines, zoals die met betrekking tot 'voorwaardelijke opzet' / dolus eventualis (waarvoor in Nederland geen wettelijke regeling bestaat), strafbare voorbereidende handelingen (geregeld in artikel 46 BW) en zelfverdediging (geregeld in artikel 41 BW).

Aangezien dit concept wordt gebruikt in de context van leerstellingen die de kern vormen van het materiële strafrecht, kan het gebruik ervan substantiële gevolgen hebben voor de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Maar wat is het concept van 'uiterlijk' eigenlijk en wat zijn deze consequenties? Door de jurisprudentie van de Hoge Raad te analyseren probeert dit onderzoek antwoord te geven op deze vragen. Het laat zien dat het concept verband houdt met de finale handelingsleer. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat de Hoge Raad deze doctrine nergens volledig heeft omarmd.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.