‘Indonesische archieven zijn een goudmijn voor historici’
Het is een race tegen de klok voor Charles Jeurgens, Leids hoogleraar Archival Studies. In het Nationaal Archief in Jakarta onderzoekt hij archieven van de koloniale overheid. ‘Het zure papier breekt versneld af in dit warme klimaat.’
Waar gaat uw onderzoek over?
‘Ik onderzoek de archiefvorming door de koloniale overheid. In de depots van het Arsip Nasional Republik Indonesia ligt naar schatting zo’n zes kilometer archiefmateriaal dat tussen 1816 en 1942 is nagelaten door de koloniale bestuursorganen. Samen met een tiental Indonesische archivarissen, die in Leiden de specialisatie archival studies hebben afgerond, brengen we in kaart wat er allemaal uit de koloniale tijd is bewaard. Onze vragen zijn: in welke context zijn deze archieven indertijd gevormd en hoe zijn ze gestructureerd? Van een flink aantal kleinere deelarchieven zijn inmiddels inventarissen gemaakt.’
Waarom hebt u gekozen voor dit project in Indonesië?
‘De aandacht voor Indonesië past binnen een Leidse traditie van onderzoek naar de koloniale structuren en verhoudingen. Archieven vormen een belangrijke kennisbron voor het kunnen doen van historisch onderzoek. Historici zijn primair geïnteresseerd in de inhoud van de archieven. Binnen archival studies houden we ons juist bezig met de processen die uiteindelijk hebben geleid tot het vastleggen van informatie. Wat mij fascineert is de vraag met welke ogen en motieven de Europese bestuursambtenaren binnen die Indische samenleving informatie verzamelden en vastlegden. Waarom zijn de dingen vastgelegd zoals we ze in de archieven aantreffen? Volgens welke instructies werkten en administreerden de koloniale ambtenaren? En welke informatie werd met het ministerie in Den Haag uitgewisseld en welke juist niet? Dat zijn allemaal aspecten die in dit onderzoek aan bod komen.’
Wat hebt u tot nu toe ontdekt?
‘We hebben bijvoorbeeld ontdekt dat een aanzienlijk deel van het archief van de gouverneur-generaal helemaal niet kan worden gevonden via de indexen die destijds door de administratie zijn gemaakt. Deze zogeheten grote bundels zitten vaak vol correspondentie en rapporten rondom een onderwerp. Het gaat om duizenden van dergelijke bundels. Ze vormen een goudmijn voor historici als ze eenmaal toegankelijk gemaakt zijn.’
Wat valt nog meer op?
‘Wat mij zorgen baart is dat het 19 e en 20 e eeuwse papier vaak in veel slechtere staat verkeert dan het oudere papier uit de VOC-tijd. Dat komt omdat papier na circa 1820 steeds vaker gemaakt werd op basis van hout en niet langer van lompen. Deze houtvezels zijn zuur en zuur breekt papier in een versnelde vorm af in een warm en vochtig klimaat als Indonesie. Eigenlijk is er maar een echte oplossing: digitaliseren van het materiaal zolang het nog kan. Maar dat kost veel geld.’
Wat neemt u terug mee naar Leiden?
‘Een schat aan kennis over de archieven uit de koloniale tijd, maar ook de overtuiging dat het van groot belang is om er alles aan te doen om de inhoud van deze archieven veilig te stellen voordat het te laat is.’
(11 juli 2013 - CJ/LvP)