Universiteit Leiden

nl en

Hoe Nederlandse literatuur in het buitenland ontvangen wordt

‘Nederlandse literatuur is in Duitsland vrij populair’, zegt Olf Praamstra, ‘maar niet onze grote schrijvers Hermans en Reve. Op een Duitstalige Nederlandse literatuurgeschiedenis staat een foto van Nooteboom, dat is hier ondenkbaar. Bij ons is hij niet zó groot.’ Vrijdag houdt hij zijn oratie.

Koloniale erfenis

Prof.dr. Olf Praamstra

Het onderzoeksgebied van Praamstra, bijzonder hoogleraar namens het LUF  Nederlandse literatuur in contact met andere culturen heeft twee benaderingen. ‘De eerste is: hoe denkt men in het buitenland over de Nederlandse literatuur? Er is wel onderzoek naar gedaan, maar absoluut niet veel. In Nederland zijn we redelijk tevreden over onze literatuur, maar hoe doen we het in het buitenland? Het tweede is de Nederlandse literatuur die buiten Nederland is ontstaan, de koloniale erfenis: Nederlands-Indië, Suriname, Zuid-Afrika en de Antillen. De literatuur van Indië is redelijk bekend, in elk geval sinds de jaren zeventig, maar de Nederlandse literatuur uit Zuid-Afrika helemaal niet. Bijzonder aan Leiden is dat we hier het Koninklijk Instituut voor Taal- Land en Volkenkunde (KITLV) hebben, een goede plek voor onderzoek.’

Dutch Studies

Conrad Busken Huet (1826-1886)

Praamstra is in 1991 op de kritieken van Conrad Busken Huet gepromoveerd en vorig jaar verscheen zijn biografie over hem. ‘Door het bestuderen van deze man krijg je een prachtig overzicht van het intellectuele leven in de 19e eeuw, want hij is zeer divers.’ Na zijn promotie werkte hij als universitair docent aan de VU en daarna drie jaar voor het Constantijn Huygens Instituut in Den Haag, dat tekstedities maakt. Sinds 1992 is hij werkzaam in Leiden bij de opleiding Dutch Studies.

Andere culturele achtergrond

Praamstra: ‘Dutch Studies bestaat uit taalverwerving en kennis van de Nederlandse taal en cultuur en verschilt daardoor wezenlijk van de opleiding Nederlands. De buitenlandse studenten die bij ons studeren moeten eerst de taal nog leren, en hebben een andere culturele achtergrond. Bovendien geven wij onze studenten niet alleen onderwijs in de Nederlandse taal- en letterkunde, maar ook in de geschiedenis en kunstgeschiedenis van Nederland. Verschillend is ook dat buitenlandse studenten anders reageren dan Nederlandse studenten. Veel is nieuw voor hen en dit merk je in de colleges. Aziatische studenten bijvoorbeeld weten weinig van het christendom, of de klassieke oudheid. Dit zijn dingen die je in onze cultuur al vanaf de lagere school meekrijgt.’

Voordeel

Praamstra voelt zich niet geremd door het werken met buitenlandse studenten: ‘Het gaat wat langzamer in het begin en je moet soms op een eenvoudige manier iets uitleggen, maar na twee jaar is hun taal prima en zitten ze op het niveau van studenten Nederlands. Ze zijn natuurlijk niet minder intelligent, maar je moet ze meer achtergrondinformatie geven. Daarnaast is het feit dat ze een andere moedertaal hebben ook weer een groot voordeel. Hierdoor kunnen zij veel beter vergelijkingen maken tussen de Nederlandse en een andere taal en cultuur.’ 

Debutanten

Praamstra stelt zich drie dingen ten doel als hoogleraar: ‘Onderzoek naar de postkoloniale Indische letterkunde en dan vooral de tweede generatie Indische schrijvers. Verder wil ik samen met Eep Francken een literatuurgeschiedenis schrijven over de Zuid-Afrikaanse Nederlandse schrijvers. En ten slotte wil ik kijken naar de receptie van de Nederlandse literatuur in het buitenland. In dit project werk ik samen met zes buitenlandse universiteiten. Allereerst kijken we naar Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. We stellen vragen als: Hoe wordt Hugo Claus ontvangen in die landen? En hoe komt dat dit in elk land weer anders is? Dit laatste geeft ook meer zicht op de Nederlandse literatuur. In Nederland hebben wij bij het lezen van een boek van W.F. Hermans een bepaald verwachtingspatroon. In het buitenland hebben ze dit niet. Daar zijn voor ons gevestigde namen min of meer debutanten. Je kunt daardoor beter zien wat hen aanspreekt in een boek.’

 

Een Japanse vertaling van de ‘Max Havelaar’ van Multatuli en een Hongaarse vertaling van ‘De ontdekking van de hemel’ van Harry Mulisch.

 

Nederlandse bibliotheek

‘Er wordt veel vertaald en uitgegeven in de wereld, maar veel van die boeken vinden maar moeilijk lezers’, vertelt Praamstra. ‘Meestal blijft het bij maar één druk. Kijk maar eens hoeveel Nederlandse schrijvers je vindt in een boekhandel in het buitenland. Afgezien van Duitsland  slechts bij hoge uitzondering. Er is geprobeerd om door het opzetten van een ‘Nederlandse bibliotheek’ hierin verandering te brengen, maar tot nu toe is dat nog niet gelukt. Sommige auteurs zijn een tijd lang populair geweest, zoals Jan Wolkers en Maarten ’t Hart in Zweden. Maar om te weten te komen waarom sommige auteurs het wel goed doen, en andere niet, en hoe je de Nederlandse literatuur in het buitenland beter onder de aandacht kan brengen, moet er nog veel onderzoek verricht worden. Wel is er een trend dat de Nederlandse ‘exotische’ schrijvers populairder zijn. Vroeger kwamen die uit onze (voormalige) koloniën, nu zijn het auteurs van migrantenliteratuur als Abdelkader Benali en Kader Abdolah.’  

De oratie De Nederlandse letterkunde als wereldliteratuur vindt plaats op vrijdag 21 november om 16.00 uur in het Academiegebouw, Rapenburg 73.

(18 november 2008/SH/ gebaseerd op een interview van Sjaak Baars in Forum)

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.