
Wat als je jong een ouder verliest? ‘Rouw loopt het hele leven door’
Rouw
Volwassenen die als kind een ouder zijn verloren, ervaren meer hechtingsangst in romantische relaties, concludeert Carline van Heijningen in haar promotieonderzoek. Die angst was minder bij volwassenen die terugkijken op een goede band met de overleden ouder tijdens de kindertijd.

‘Dat is ook gezellig, zeg,' kreeg Carline van Heijningen eens te horen toen ze vertelde dat ze promotieonderzoek deed naar rouw. Of preciezer: naar hoe het verliezen van een ouder in de kindertijd kan doorwerken in het volwassen leven en wat meespeelt in hoe mensen er verschillend mee om kunnen gaan. Daar was ze al langer door gefascineerd. Ongemakkelijke reacties als bovenstaande bevestigden voor haar het belang van het onderwerp. ‘Ondanks dat er steeds meer aandacht voor rouw en de dood lijkt te komen, rust er nog steeds een taboe op.’
Leren omgaan met verlies
Volgens Van Heijningen hangt dat taboe samen met de complexe emoties die gepaard gaan met rouw. ‘Vaak is iemand niet alleen verdrietig. Iemand kan soms ook opgelucht zijn, bijvoorbeeld als hun dierbare een lang ziekbed heeft gehad. En daar kan dan weer schuldgevoel over ontstaan. Of er kunnen gevoelens van jaloezie spelen wanneer vrienden leuke dingen ondernemen met beide ouders.’ Emoties waar de omgeving soms geen raad mee weet, juist omdat ze niet opgelost of weggenomen kunnen worden. Zelf gebruikt ze niet het woord ‘verwerken’, omdat dit impliceert dat rouw ooit ‘klaar’ is, maar liever ‘leren omgaan met het verlies’. Wat de lange termijnimpact is van het verlies van een ouder in de kindertijd, en welke rol de sociale omgeving daarin speelt, onderzocht Van Heijningen voor haar proefschrift Life after loss, dat ze op 18 maart verdedigt.
Invloed op relaties
Voor haar onderzoek combineerde ze drie methoden. Eerst nam ze vragenlijsten af bij drie groepen volwassenen: mensen wiens ouder in de kindertijd was overleden, mensen die als volwassene een ouder hadden verloren en mensen van wie beide ouders nog leefden. Zij beantwoordden vragen over hun huidige functioneren, bijvoorbeeld in relaties en over hun ouderschap. Daarnaast hield Van Heijningen diepte-interviews met een deel van de eerste groep, en interviewde ze broers en zussen die in de kindertijd hun ouder waren verloren. ‘Met deze aanpak kunnen we de resultaten uit de vragenlijsten beter duiden. Daarnaast is het relatief nieuw dat we specifiek onderzoek doen naar invloed van rouw in de kindertijd op persoonlijke relaties later in het leven; veel bestaand onderzoek richt zich vooral op gezondheid of schoolresultaten.’
Meer hechtingsangst
Uit analyse van de vragenlijsten bleek dat de volwassenen die in de kindertijd een ouder hadden verloren, op de meeste levensgebieden niet opvallend anders functioneerden dan de andere groepen. Wel rapporteerden zij gemiddeld wat meer hechtingsangst en vermijding in romantische relaties vergeleken met andere groepen deelnemers. Ook ervaarden ze, als ze kinderen hadden, meer angst dat zij zelf of hun partner zouden komen te overlijden. ‘Dat kan betekenen dat er bij hen een angst is dat hun kind hetzelfde zou moeten meemaken als wat zij hebben meegemaakt.’
Hoe steun ik iemand bij rouw? Drie tips
- Schrijf belangrijke data in je agenda, bijvoorbeeld de verjaardag of sterfdatum van degene die is overleden. ‘Dat zijn momenten waarop mensen kunnen ‘herrouwen’: de rouw speelt weer op en wordt intenser. Het kan dan veel betekenen als je laat weten dat je aan iemand en het verlies van diegene denkt.’
- Blijf vragen stellen en luisteren. ‘Dat hoeft niet altijd een groot en heftig gesprek te zijn. Je kan ook eens vragen: “Wat deed je vroeger altijd met je vader?” Daarmee erken je dat de overledene onderdeel van het leven van de ander blijft, ook al is diegene er fysiek niet meer.’
- Stem af op wat de ander nodig heeft. ‘Zo hoef je je niet gelijk zorgen te maken als iemand niet ‘zichtbaar’ aan het rouwen is. Het kan zijn dat dat thuis wel veel gebeurt, en dat school of werk een uitlaatklep is. Houd daarom als omgeving een vinger aan de pols.’
Velige basis
Opvallend: volwassenen die als kind een betere band hadden met hun overleden ouder, ervaarden later minder hechtingsangst binnen hun relatie. ‘Dat kan contra-intuïtief zijn, maar ook logisch: als je een sterke band had met je overleden ouder, werkt dat als veilige basis voor de relaties die je later in je leven aangaat.’ Ook laat dit voor Van Heijningen zien hoe belangrijk het is om stil te staan bij de band die een kind met de overleden ouder heeft. ‘Er is doorgaans veel aandacht voor de relatie met de overgebleven ouder, en hoe die in staat is om emotioneel beschikbaar te blijven voor de kinderen. Maar ondanks dat de andere ouder is overleden, blijft ook de band met deze ouder bestaan.’
(On)gevoelige reacties
Reacties uit de sociale omgeving spelen een grote rol voor hoe kinderen, ook later als volwassene, leren omgaan met het verlies van een ouder. Ongevoelige, of niet-afgestemde opmerkingen, galmen soms jaren later nog na. Van Heijningen: ‘Een van de deelnemers vertelde dat diegene op school, een jaar na het overlijden van diens ouder zei: “Het is even lastig, het gaat niet zo goed.” Waarop de leerkracht reageerde: “Oh, nog steeds?” Alsof het na een jaar weer helemaal oké zou moeten zijn.’
Niet-oordelend luisteren
Steunend is het als de omgeving blijft vragen hoe het gaat, en niet-oordelend luistert. En goed bedoelde adviezen of eigen ervaringen achterwege laat. Afstemmen is hierbij belangrijk; niet ieder kind vindt het fijn om over het verlies te praten. ‘Soms is er thuis veel ruimte voor het verdriet, en biedt school voor een kind juist afleiding.’ En er hoeft niet altijd over het verlies gepráát te worden. ‘Een deelnemer omschreef hoe thuis een veilige, fijne plek was waar diegene op terug kon vallen, zonder dat het per se altijd over het verlies ging.’
Rouw-onderwijs
Rouw luistert nauw. De resultaten uit haar onderzoek bevestigen dat. Iedereen rouwt anders, rouw is nooit ‘af’ en hoe iemand rouwt verschilt en kan door de jaren heen veranderen. Doordat de omgeving zo’n cruciale rol speelt in hoe mensen rouw ervaren, pleit ze voor meer kennis en bewustwording. ‘Zelf heb ik Psychologie gestudeerd, maar ik kan me niet herinneren dat ik college over rouw heb gehad. Nu geef ik zelf colleges over dit onderwerp binnen de opleiding Pedagogische Wetenschappen. Ik vind het een gemiste kans als deze kennis niet binnen dit soort opleidingen wordt geïntegreerd.’
Werken met verlies
Momenteel werkt ze als psycholoog binnen de GGZ. Ook daar speelt verlies op verschillende manieren regelmatig een belangrijke rol, bijvoorbeeld wanneer het leven door mentale problematiek stil lijkt te staan of na het overlijden van een dierbare. En dus helpt ook daar: vragen, luisteren, niet-oordelen en ruimte geven voor complexe emoties.