
Laurie Cosmo: ‘Nederlandse musea hebben een heel actuele tentoonstellingspraktijk’
beeld: Elif Kırankaya
Universitair docent Laurie Cosmo kwam uit New York naar Den Haag, waar ze in de ban raakte van het Kunstmuseum. ‘Ik hield al van het gebouw voor ik hier werkte.’
Hoe ben je geïnteresseerd geraakt in kunstgeschiedenis?
Ik kan me herinneren dat ik als jong kind drie fantastische musea bezocht met mijn moeder. Een daarvan is het Cloisters, de middeleeuwse dependance van het Metropolitan Museum of Art, waar ik dol was op de afbeeldingen van eenhoorns in de Cluny-tapijten. Een ander memorabel bezoek was dat aan het Frick Collection, een huismuseum. Ik was zo jong dat ik er echt van overtuigd was dat mijn moeder daar woonde. We hadden een mooi huis, maar zeker geen herenhuis! Het laat wel zien hoe vormend dit bezoek was, dat ik zelfs dacht dat het haar thuis was. Het laatste bezoek waar ik aan denk, was de privécollectie van dr. Barnes, die een museum bouwde voor zijn collectie Europese moderne kunst in Philadelphia. Het was een hele toer om daar te komen, want we kwamen uit New York en het was moeilijk om kaartjes te krijgen. Het leek destijds een heel groot avontuur.’
Je bent opgegroeid in New York, omringd door de beroemdste musea ter wereld. Waarom besloot je naar Nederland te komen?
Onze zoon studeerde aan het Leiden University College in Den Haag. Als ik bij hem op bezoek ging, bezocht ik ook het Kunstmuseum. Ik was meteen weg van het Berlagegebouw. Het is sindsdien zelfs mijn screensaver. Vlak voor COVID zag ik een aankondiging voor een onderzoeksgroep Musea, Collecties en Samenleving aan de Universiteit Leiden. Ik dacht: dat is precies wat ik doe! Met een achtergrond in antropologie en als voormalig museumconservator was ik erg geïnteresseerd in de cultuur van musea. Sindsdien combineer ik mijn baan als docent aan een Amerikaanse universiteit in Rome met mijn onderzoek in Leiden.'
Wat vind je leuk aan Nederlandse musea?
‘Ze hebben een heel actuele museologie, een heel actuele benadering van tentoonstellen die ik heel stimulerend vind. Inmiddels ben ik bezig met een boekproject over de opkomst van vijf moderne musea in Nederland die allemaal zijn opgericht tussen 1935 en 1940, namelijk het Boijmans van Beuningen in Rotterdam, het Stedelijk in Amsterdam, het Kröller-Müller in park de Hoge Veluwe, het Van Abbe in Eindhoven en natuurlijk het Kunstmuseum Den Haag. Ze zijn allemaal internationaal bekend om hun collecties en hun vroege tentoonstellingspraktijken, waaraan beroemde kunstenaars als Van Gogh en Mondriaan deelnamen, maar hun verhaal verdient een groter publiek. Ik hoop er iets van te kunnen presenteren op een grote conferentie die ik in Leiden aan het ontwikkelen ben voor het Museumlab, die “Why Museums Matter” zal heten.’
Hoe ziet een perfect weekend voor jou eruit?
Als ik in Italië ben, houd ik ervan te tuinieren en te leren over flora en fauna. Ik heb ook een hond waar ik erg van geniet. Verder moet ik zeggen dat ik het erg druk heb met werkprojecten die me veel voldoening geven. Als de gelegenheid zich voordoet om in een weekend naar een museum te gaan, ga ik zeker. Is dat werk of vrije tijd? Ik weet het eigenlijk niet.'
Wat is je favoriete plek in Den Haag?
Den Haag is als een sprookje. Het heeft alles wat een stad kan bieden, maar ook natuur. Ik houd ervan door de parken te fietsen en ik ga graag naar het strand.'
Wat is je favoriete museum?
'Ik wist dat je deze vraag ging stellen! Ik hou van veel musea, dat is echt waar. Waar ik ook gek op ben, is de TEFAF, de kunstbeurs in Maastricht. Die stond bovenaan mijn bucketlist toen ik nog in Amerika woonde en nu ga ik er voor de derde keer heen. Het is zo’n feest om daar te zijn, net als in de stad Maastricht. Maar als ik toch iets moet zeggen over musea, is het Kunstmuseum het museum dat ik het hardst heb bestudeerd. Bovendien voelt het speciaal vanwege de band met mijn familie.'
Heb je ooit een briljant advies gekregen?
'Eigenlijk heb ik er twee. Toen ik midden twintig was, liep ik stage in een museum in Santa Fe, New Mexico, toen ik twee functies aangeboden kreeg. Ik raakte in paniek en ging naar mijn promotiebegeleider, die me aankeek en zei: “Je hebt de hele toekomst voor je, je kunt fouten maken en toch doorgaan.” Dat hielp me ontzettend en was heel geruststellend. Het andere heb ik gekregen toen mijn vader 90 werd. Hij gaf me een armband met een regel van een gedicht van Robert Frost erin gegraveerd. And Miles to Go before I Sleep. Dat was voordat ik naar Europa verhuisde, voordat ik naar Nederland verhuisde, dus het heeft voor mij altijd als profetisch gevoeld.