NWO-beurs voor Facebook van het verleden: ‘Roulerende beelden zijn niet nieuw’
fotografie: Elif Kırankaya
Gifjes, memes en video’s: wie een social-mediaplatform opent, kan onmogelijk anders concluderen dan dat we tegenwoordig in een visuele cultuur leven. Maar nieuw is die rol van beeld in het sociaal verkeer niet, betoogt universitair hoofddocent Marika Keblusek. Zij gaat met een NWO Open Competitie (Large)-beurs onderzoek doen naar de circulatie van afbeeldingen in vroegmodern Europa.
‘Rond 1550 ontstaat in Noord-Europa een nieuw genre: het vriendschapsalbum of album amicorum’, vertelt Keblusek. ‘Soms zijn dat lege notitieboekjes, soms bestaande boeken met veel plaatjes. De gemene deler is in elk geval dat studenten ze meenemen als ze op reis gaan en hun studiegenoten, hoogleraren of andere hooggeplaatsten vragen een handtekening of andere inscriptie op de lege pagina’s te zetten.’
Het idee van zo’n vriendschapsalbum slaat aan. Al snel zijn het niet alleen meer studenten die ze meenemen, maar zijn ook soldaten, kooplieden en reislustige vrouwen voorzien van een dergelijk album. ‘Het is voorbehouden aan mensen die genoeg geld hebben om bijvoorbeeld te kunnen reizen’, nuanceert Keblusek, ‘maar het was echt een heel populair en wijdverspreid genre. Soms gebruiken mensen het maar heel kort, soms dragen ze hun vriendenalbum over aan een volgende generatie.’
Facebook van vroeger
Het maakt de alba aantrekkelijk voor historici, die de inscripties gebruiken om honderden jaren oude netwerken te reconstrueren. Wie had, zij het vluchtig, contact met wie? ‘Die alba waren eigenlijk een sociaal medium’, legt Keblusek uit. ‘Net als op Facebook waren de ‘vrienden’ erin niet per se echt met elkaar bevriend. Het waren vooral mensen die iets van elkaar wilden.’
Zelf is ze niet zozeer geïnteresseerd in die vriendenlijst, maar in het visuele aspect van de alba. Net als tegenwoordig op Instagram en Facebook voorzagen mensen hun tekst graag van een passende afbeelding. Keblusek: ‘Soms schilderden ambachtslieden die afbeeldingen, bijvoorbeeld als het om wapenschilden gaat. Albumhouders laten extra lege pagina’s binden in bijvoorbeeld geïllustreerde bijbels en embleemboeken. Die laatste zijn een moralistisch genre met een motto, verklarend rijmpje en een allegorisch beeld dat die les uitbeeldt.’
Opvallend daarbij is dat de afbeeldingen zich vaak herhalen. Ze variëren op hetzelfde thema, of hebben dezelfde bron. Keblusek: ‘We weten dat de afbeeldingen vaak teruggaan op bekende prenten, gedrukte zwart-witvoorbeelden dus, die vervolgens worden ingekleurd. Bij allegorische voorstellingen zie je dat vaak wordt gekozen voor dezelfde kleuren. Ik wil dan weten wie die afbeeldingen hebben gemaakt, hoe zij keuzes maakten. We weten dat er vaak ambachtslieden werden ingehuurd, maar we hebben eigenlijk nog geen idee wie dat precies waren. Waar haalden zij hun voorstellingen vandaan? Hoe reizen die afbeeldingen van het ene boek naar het andere?
Digitalisering
Lang was dit type onderzoek lastig: als onderzoeker zou je duizenden prenten en albums moeten doornemen. Inmiddels biedt de techniek uitkomst. Keblusek: ‘Een van de belangrijkste onderdelen van het onderzoek is dat we een database gaan maken met daarin zoveel mogelijk albumafbeeldingen. De techniek voor beeldherkenning staat grotendeels nog in de kinderschoenen, maar we gaan samenwerken collega’s uit de digital humanities en we betrekken bibliotheken bij ons onderzoek. Hoe ontsluit je beeld goed? Bij een man met een knuppel, geeft een catalogus dan alleen trefwoorden als ‘man’ en ‘knuppel’ of ook ‘Hercules?’ Over dat soort beslissingen en interpretaties willen we met experts in gesprek.’
Uiteindelijk wil Keblusek de database die zo ontstaat niet alleen gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. ‘Het zou mooi zijn om een tentoonstelling te maken van de meest voorkomende afbeeldingen. We zouden het publiek willen uitnodigen om zelf met die afbeeldingen een album samen te stellen. Juist door de veelzijdigheid aan voorstellingen, het uitbundige kleurgebruik en de vaak grappige onderwerpen zijn de afbeeldingen aantrekkelijk voor een groot publiek.’