Universiteit Leiden

nl en

In 38 jaar niets veranderd: alumni Nederlands op bezoek

In 38 jaar veranderen mensen veel. En ook weer helemaal niet, bedenk ik me als ik in café Het Keizertje aan de Kaiserstraat nog eens om me heen kijk: daar zitten en staan achttien mannen en vrouwen, mensen met wie ik in 1982 Nederlands ben gaan studeren aan wat dan nog de Rijksuniversiteit Leiden heet. En drie docenten uit die tijd. Ik had ze in 1986 voor het laatst gezien, een enkeling uitgezonderd.

Tien jaar geleden was er nog een reünie gehouden en Willemijn had bedacht dat het tijd werd voor een nieuwe. Na zoveel jaar zou er weer genoeg gebeurd zijn om met elkaar te bespreken,  en over onze studietijd hadden we elkaar sowieso genoeg te vertellen.

Maar eerst grote verbazing, op 10 september. Vanuit de bus loop ik naar het gebouw van mijn vakgroep. Het is er niet meer. Huh? Wel ontdek ik op nummer 27A het Herta Mohrgebouw, waar we verzamelen. Zaten wij niet aan het P.N. van Eyckhof, van het gloednieuwe Witte Singel-Doelencomplex? Wij waren in 1982 de eerste lichting studenten die dat betrad. Is dat gesloopt? Nee, verbouwd. Alleen de pilaren herkennen we nog in het Herta Mohrgebouw.

Ongeschonden?

Het Herta Mohrgebouw blijkt pas een paar maanden open. Een nieuw gebouw voor de Geesteswetenschappen op de humanities campus. Zo heet Letteren tegenwoordig. Vakgroepen, die bestaan niet meer. Tegenwoordig zijn er instituten, bijvoorbeeld voor taalkunde. ‘Eén instituut voor Nederlands, Engels, Frans en Duits?’, vraag ik. Inderdaad.

‘Herta Mohr was een Oostenrijkse Egyptologe die in de jaren dertig naar Nederland kwam’, vertelt Sanderien de Jong, de alumnicoördinator bij de faculteit Geesteswetenschappen die ons welkom heet. Mohr had een Joodse achtergrond en was gevlucht voor de nazi’s. Ze zette haar studie Egyptologie voort in Leiden. Lang duurde dat helaas niet: de nazi’s pakten haar in 1942 op en ze werd in 1945 vermoord in Bergen-Belsen.

In het Herta Mohrgebouw zitten onder andere de Middle Eastern Library en de African Library. Mariëtte Keuken, vakreferent Egyptologie van de eerste bibliotheek, en Jos Damen, hoofd van de tweede, vertellen bevlogen over hun werk in de bibliotheken. Keuken vertelt dat haar bibliotheek over de grootste particuliere collectie spijkerschrifttabletten in Nederland beschikt. ‘We hebben ook databases met Afrikaanse kranten.’ En als je een kleitablet leent, wordt die bij inlevering gewogen: is het ongeschonden?

‘Hé, daar is Vera!’

‘Hier hebben we 50.000 boeken’, zegt Damen daarna, met metershoge kasten om zich heen. ‘En er liggen er nog eens 50.000 in het magazijn van de UB.’ ‘Ze zijn volgens numerus currens bewaard: op volgorde van binnenkomst.’

Keuken, en daarna Damen, praat onverstoorbaar door als er geroezemoes klinkt. We ontdekken jaargenoten die later zijn gearriveerd. ‘Hé, daar is Vera de Kort!  

Onvermijdelijk, natuurlijk. We willen bijpraten. Wat is er van ons geworden? Paul van Geest is inmiddels een succesvol theoloog. Hij had het er destijds al over dat hij theologie wilde studeren als hij neerlandicus was geworden. Dik van der Meulen won in 2003 de AKO Literatuurprijs voor zijn biografie over Eduard Douwes Dekker. Velen zijn iets met teksten gaan doen: tekstschrijver, communicatieadviseur, uitgever.

Ze zijn uiterlijk trouwens geen spat veranderd, in de 38 jaar na mijn afstuderen. En bij wie dat wel zo is, zet de gezichtsuitdrukking je onmiddellijk op het goede spoor. Tot mijn verbazing is er een enkeling die ik echt niet kan thuisbrengen. Hun naam niet, en hun uiterlijk niet.

Ik heb de band lek

Als we naar Het Keizertje lopen voor een borrel, valt de naam van Cor van Bree. Hij doceerde taalkunde, en hoe! ‘Ik heb de band lek!’, zeggen we tegelijk. ‘Dat zeggen ze in Enter!’ Hoe vaak hebben we dat Van Bree niet nagezegd? Enter, een gehucht nabij Almelo. Van Bree excelleerde in zegswijzen en accenten. Feilloos sprak hij ze uit. In alle ernst. Haags, Leids, Twents-Graafschaps. We smulden ervan. Zoveel jaar later nog steeds.

Van Bree kan er tot zijn spijt niet bij zijn. Ludo Jongen wel. 76 inmiddels, maar met een ongetekend gelaat. Hij is boos. Hij was onbezoldigd medewerker van de universiteit, ‘maar op mijn 75ste ben ik eruit gegooid. Ik heb geen mailadres meer en ben niet meer op de hoogte. Daardoor heb ik de Bert van Selm-lezing gemist, de eerste sinds 1993!’ Jongen publiceert nog regelmatig een boek. Wauw, denk ik. Op die leeftijd.

Een trotse Jongen begeleidde destijds Frits van Oostrom op zijn eerste stappen. De jongste professor van Nederland, die als vooraanstaand hoogleraar Middelnederlands een benijdenswaardig uithangbord zou worden van onze universiteit. En wij kregen als eersten college van hem.

Weggegooid

Ook Eep Francken lucht zijn hart. Hij vertelt dat alle afstudeerscripties sinds 1982 zijn weggegooid wegens ruimtegebrek. Behalve als ze volgens een docent heel bijzonder waren. Het digitale tijdperk is voor ons te laat ingetreden.

Niet elke docent was gezien. ‘Weet je nog, X? Zijn syllabus was slecht, hij las er slecht uit voor én hij gaf slecht college.’ Agnes Boeren-Verbiest wordt geroemd ‘omdat zij zo lief was’. En laat ze nou naast de tante van de vrouw van Paul wonen.

We hebben het er nauwelijks over, maar wij waren de eerste lichting van de tweefasenstructuur. Je kreeg zes jaar studiefinanciering en dan was het op. En het collegegeld ging na zes jaar drastisch omhoog. Destijds een forse achteruitgang.
‘Opeens vroeg ik me af: ben ik wel veilig?’, herinnert Karin zich. ‘Help!’ Maar ze bleek ruim genoeg studiepunten te hebben gehaald.

Geslaagd

We waren in 1982 met ruim honderd studenten begonnen. Hoeveel zijn er afgestudeerd? Zestig? Daniëlla zou daar niet bij zijn, dacht de decaan die haar schreef dat zij ‘beter kon stoppen’. ‘Toen ben ik boos geworden en hard aan de slag gegaan. Ik had vijf van de zeventien vakken niet gehaald. Maar het is goedgekomen.’ 

De aanwezigen op de reünie zijn geslaagd. Ze hebben allemaal mooie verhalen. Patrick – communicatieadviseur - vertel hoe Desmond Tutu dankzij hem zijn opwachting maakte in College Tour. ‘Twan Huys had gehoord dat wij hem kenden en belde op.’

Door Pieter Evelein, in 1982 begonnen met de studie Nederlandse taal- en letterkunde, thans werkzaam in de journalistiek, onder andere als eindredacteur.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.