Hoe kwam het Proto-Indo-Europees in Azië?
fotografie: Elif Kırankaya
Vijfduizend jaar voor het begin van onze jaartelling ontstond in Oost-Europa de moeder van veel talen die tegenwoordig in Europa, Midden- en Zuid-Azië worden gesproken: het Proto-Indo-Europees. Promovendus Axel Palmér combineerde een 175 jaar oude hypothese met nieuwe technieken om te bewijzen hoe afstammelingen van deze oertaal in Azië terechtkwamen.
Het Indo-Iraans bracht talen als het Hindi en Perzisch voort. Taalkundigen gaan er al langer van uit dat deze talen van hetzelfde Proto-Indo-Europees afstammen als de meeste Europese talen. De vraag was alleen hoe ze op een ander continent terecht zijn gekomen.
Flinke lus
‘Het Proto-Indo-Europees werd vijfduizend jaar geleden waarschijnlijk gesproken tussen de Kaspische en Zwarte Zee, ten noorden van de Kaukasus,’ wijst Palmér het blauwe gebied op de kaart aan. ‘We weten dat het daarna ook in de omgeving van het Oeralgebergte werd gesproken, dat hier roze is, en we vermoedden dat het zich daarna verder naar het zuiden heeft verspreid.’
Dat betekent dat de talen een flinke lus zouden hebben gemaakt, in plaats van een directere route door het huidige Turkije te volgen. Deze hypothese is deels gebaseerd op dna-bewijs. In 2015 vergeleken onderzoekers dna van mensen die langs de route woonden die het Proto-Indo-Europees mogelijk ooit had afgelegd met dat van menselijke resten van de steppe waar het ooit ontstond. ‘Zij zagen ook een patroon van mensen die niet direct door Turkije naar Azië zijn gegaan, maar die eerst naar het westen en noorden zijn getrokken’, legt Palmér uit.
Welke taal hoort bij dna?
Problematisch aan dit dna-bewijs is echter dat het niet laat zien welke taal de genetisch verwante mensen spraken. Palmér haalde daarom een andere, 175 jaar oude hypothese van stal. ‘Het idee bestond al dat de Indo-Iraanse taalfamilie nauw verwant zou zijn aan de Balto-Slavische taalfamilie, beide afstammelingen van het Proto-Indo-Europees.’ Een dergelijke verwantschap tussen deze taalfamilies zou betekenen dat er inderdaad taalcontact is geweest tussen mensen langs de ‘lus’, die immers van de huidige Balkan naar het huidige India loopt.
Palmér dook daarom in de woordenschat van zowel het Balto-Slavisch als het Indo-Iraans en kwam tot een lijst van 55 woorden die uitsluitend in deze families voorkomen. ‘Je kunt natuurlijk altijd nog naar allerlei andere aspecten van taal kijken, zoals de vorming van woorden en klanken, maar dit is een sterke aanwijzing dat de dna-hypothese klopt’, zegt hij.
Landbouw
Bovendien vond Palmér nog een aanwijzing voor deze hypothese in de betekenis van woorden. ‘In zowel het Indo-Iraans als het Balto-Slavisch heb ik woorden gevonden die betrekking hebben op landbouw’, vertelt hij. ‘In het blauwe gebied zie je niets terug van landbouw.’ Dat zou er opnieuw op duiden dat de sprekers van het Proto-Indo-Europees om het blauwe gebied in het huidige Oekraïne heen zijn getrokken.
Voor Palmér is het reden genoeg om er in een postdoc aandacht aan te besteden. ‘Ik ga in mijn geboorteplaats Uppsala verder onderzoek doen naar de relatie die de vroege sprekers van het Indo-Iraans hadden met landbouw’, vertelt hij. ‘Daar is al een tijd discussie over.’