Vici voor Victoria Nyst: ‘Geschiedenis van gebarentaal draagt bij aan identiteitsvorming’
fotografie: Elif Kırankaya
Victoria Nysts liefde voor gebarentaal ontvlamde toen ze tijdens haar studie Afrikaanse taalkunde toevallig op een dovenschool terechtkwam. Inmiddels heeft de universitair docent een Vici-beurs toegekend gekregen om de geschiedenis van deze talen te onderzoeken.
Voor haar promotietraject deed Nyst onderzoek naar een dorpje in Ghana met veel erfelijke doofheid, waar spontaan een eigen gebarentaal is ontstaan. ‘Inmiddels weten we dat dit een gangbaar proces is’, vertelt Nyst. ‘Als doofheid ergens piekt, ontstaat er een gebarentaal. Dat zagen we in Mali, waar dove mensen door urbanisatie meer met elkaar in aanraking kwamen, maar ook in Nicaragua toen daar na een onveilige periode eindelijk een dovenschool werd opgezet.’
Geschiedenis en identiteitsvorming
Deze spontaan ontstane talen riepen de vraag op hoe de gebarentalen in Europa ooit tot stand zijn gekomen. ‘Je geschiedenis draagt bij aan je identiteitsvorming’, legt Nyst haar historische belangstelling uit. ‘In de dovengemeenschap is dat extra belangrijk, zeker omdat veel kinderen tegenwoordig onderwijs volgen op reguliere basisscholen en niet meer via een dovenschool automatisch in aanraking komen met hun erfgoed en gemeenschap.’
Wat komt er na Frankrijk?
Veel meer dan dat in 1760 de eerste dovenschool werd gesticht in Frankrijk en dat dit soort instituten zich sindsdien als een olievlek over de omringende landen hadden verspreid, was echter niet bekend. ‘Een veelgehoord punt was dat we geen materiaal hadden om deze vraag te beantwoorden, omdat we pas relatief kort over video-opnames beschikken’, vertelt Nyst.
In de coronaperiode bleek dit genuanceerder te liggen. Toen Nyst bij gebrek aan veldwerk het archief indook, stuitte ze op allerlei materiaal van Europese ‘gebarentaalpioniers’, variërend van een film uit 1957 tot een woordenboek uit 1828 met vierduizend entries en Belgische gebarenlijsten uit 1862. ‘Overal in Europa bleken dat soort lijsten te bestaan’, blikt ze terug. ‘Ze waren wel per land bekeken, maar nooit onderling vergeleken.’
Verschillen met gesproken taal
Nyst besloot een Vici-beurs aan te vragen om de oorsprong en de verwantschap van Europese gebarentalen te achterhalen. Eenvoudig wordt die geschiedkundige reconstructie niet. ‘Bij gesproken talen heb je percentages om te bepalen of iets een taal is of een dialect, maar gebarentalen lijken sowieso veel meer op elkaar, omdat sommige gebaren erg voor de hand liggen’, zegt Nyst. ‘Zo is het gebaar voor ‘eten’ bijna altijd iets naar je mond brengen. Bovendien heeft de dovengemeenschap zeker in de twintigste eeuw gigantisch genetwerkt met congressen en internationale sportevenementen, waardoor taalcontact ook een belangrijke factor is.’
Daarnaast heeft ook de horende omgeving invloed op de gebarentalen. Nyst: ‘In Afrika zie je dat veel gebarentalen hetzelfde gebaar voor ‘dood’ gebruiken. Die talen hebben echt niet allemaal dezelfde oorsprong, dat gebaar wordt in die regio gewoon vaak gebruikt, ook door horenden. Daarnaast worden de meeste dove kinderen geboren in horende gezinnen, wat de overdracht heel anders maakt dan bij gesproken talen.’
Puzzelen met een gebarend team
Een behoorlijke puzzel dus, maar Nyst heeft zin om de stukjes in elkaar te gaan passen. ‘Ik vond het al heerlijk om tijdens het schrijven van het voorstel op te gaan in het onderwerp en ik hoop dat dit de komende vijf jaar zo mag doorgaan. Daarbij kijk ik in het bijzonder uit naar de samenwerking met mijn nieuwe collega’s.’ Nyst hoopt dat deze nieuw te werven teamleden doof zijn. ‘Als je bent opgegroeid met gebarentaal, breng je onvergelijkbare bagage mee als onderzoeker. Dat maakt een gebarend team heel waardevol.’
Tegelijkertijd draagt ze op deze manier bij aan een andere missie van haar: het hoger onderwijs toegankelijker maken voor dove studenten. ‘Onze universiteit weet eigenlijk nauwelijks ruimte te maken voor dove medewerkers en studenten. Er zijn bijvoorbeeld geen visuele brandalarmen, een tolk regelen is enorm tijdrovend en dan moet er ook nog geld zijn om die te betalen. Ik hoop hier wat verbetering in te brengen.’