
Leidse studenten helpen bij taalonderwijs voor kleuters
Reportage in Den Haag
De Haagse Basisschool De Regenboog heeft een hoog percentage leerlingen van wie Nederlands niet de moedertaal is. In het project ‘Kinderen van de Stad’ helpen studenten Pedagogische Wetenschappen kinderen uit groep 2 om de taal te oefenen.
Vijfentwintig kleuters luisteren naar de juf, die vertelt over vogels en hun nestjes. ‘Wie heeft er al vogels horen fluiten?’, vraagt ze. Voor het klaslokaal staat een groepje studenten te wachten. Als docent Ingrid Slierendrecht het kringgesprek afsluit, moeten de kinderen even hun energie kwijt. Er wordt geroepen, gesprongen en heen en weer gerend. Ondertussen richten de studenten het klaslokaal opnieuw in: lage stoeltjes worden rondom vijf tafels gezet. Als alle kleuters op hun plek zitten bij hun eigen`hulp-juf’ start de volgende les, waarbij taal centraal staat.
Stage lopen
De taallessen zijn onderdeel van een samenwerkingsproject van Universiteit Leiden en rkbs De Regenboog in het Haagse Laakkwartier. Het project, Kinderen van de Stad, is in 2022 geïnitieerd door Judi Mesman, Leids hoogleraar Maatschappelijke verantwoordelijkheid en impact. In de huidige vorm van het project lopen masterstudenten Pedagogische Wetenschappen als onderdeel van hun studie 280 uur stage bij deze basisschool. Jane Versluis is een van hen. ‘Sinds afgelopen december ben ik hier twee ochtenden in de week. Ik begeleid dan leerlingen in groep 2 bij allerlei opdrachtjes.’ De studenten hebben allemaal een vast groepje van zo’n vijf kinderen, zodat die vertrouwd raken met de hulp-juffen.

Letters herkennen
Groepjes kleuters zitten op lage stoeltjes rondom verschillende tafels en zijn bezig met plaatjes van kippen en eieren in de juiste volgorde neer te leggen, letters te leren herkennen en om de eitjes in een vogelnestje te tellen. ‘Juf! Kijk! Is goed?’, vraagt Anna (5). Voor haar ligt een invulkaart met letters in vakjes: u, uu, n, a. Anna heeft net een van die vakjes rood gekleurd, met het puntje van haar tong uit haar mond. Nederlands is niet haar moedertaal, wat ook te horen is aan haar zinsbouw en aan de manier waarop ze de woorden uitspreekt. ‘Goed zo, je hebt de ‘u’ gekleurd, dat klopt precies,’ zegt Jane Versluis.
Andere moedertaal
De Regenboog, gelegen in een Haagse wijk met veel sociale problemen, heeft een hoog percentage leerlingen van wie Nederlands niet de moedertaal is. Een deel van hen spreekt bij aankomst op school zelfs nog helemaal geen Nederlands, vertelt Anne Floor Lubbers, coördinator van het taalproject. ‘Hoe meer taal ze horen, hoe meer taal ze leren, dat blijkt uit allerlei wetenschappelijke onderzoeken. Dus wat de studenten hier doen, is zoveel mogelijk met de kinderen praten, en dan aangepast aan het niveau van het kind. Als de kleuters een fout maken, geven de studenten correcte taal terug. Dus zonder rechtstreeks te verbeteren, want dat zou de kinderen misschien ontmoedigen. De studenten breiden simpele zinnen uit en reiken nieuwe woorden aan. Dat gebeurt terwijl ze opdrachten met hun groepje doen die gewoon tot het curriculum behoren.’ Dit schooljaar zijn er achttien stagiairs, die gezamenlijk vier ochtenden in de week voor hun rekening nemen.
Intervisie en coaching
De studenten worden intensief begeleid tijdens hun stage. Elke lesochtend sluiten ze af met intervisie onder leiding van Anne Floor Lubbers, waarbij ze elkaar feedback geven. Ook is er veel ruimte voor de koppeling van theorie naar praktijk. ‘Als ze hier op school komen, hebben de studenten een groot theoretisch kader, maar veel van hen hebben nog geen praktijkervaring. Hier krijgen ze de kans om de slag te maken naar praktische toepassing van wat ze hebben geleerd. We vinden het belangrijk om hen goed te coachen. Daardoor doen ze vaardigheden op om met deze complexe groep kinderen om te gaan, iets wat in een latere baan, bijvoorbeeld als orthopedagoog, heel waardevol is.’

Laagdrempelig
Lotte Bakker, een van de masterstudenten op De Regenboog, is het daarmee eens: ‘Ik heb zelf al eerder gewerkt met kinderen met een ontwikkelingsachterstand, maar dit is een heel andere groep, met bovendien een heel diverse achtergrond. Ik leer hier veel van, het is een heel fijne laagdrempelige manier om praktijkervaring in dit werkveld op te doen. Ik kan deze stage dan ook zeker aanraden voor andere studenten Pedagogische Wetenschappen.’
Extra aandacht
Het taalproject is overigens niet alleen nuttig voor de kleuters en de studenten, maar ook voor de docenten van het betrokken leerjaar. Ingrid Slierendrecht: ‘Ik vind het heerlijk dat de studenten er zijn. Door hun ondersteuning heb ik ruimte om de kinderen te ondersteunen die meer individuele aandacht nodig hebben. Meestal heb je in een klas van vijfentwintig altijd wel een paar kinderen die een beetje teruggetrokken zijn, die je eigenlijk wat meer bij de hand moet nemen. Tijdens de lessen met de studenten kan ik me richten op juist die kinderen.'