Nieuwe hoogleraar Alwin Kloekhorst: ‘De oorsprong van je taal zegt ook iets over jou’
Waar komt het Nederlands vandaan? Nieuwe hoogleraar Alwin Kloekhorst kijkt voor een antwoord op die vraag naar millennia-oude talen uit Anatolië, het Aziatische gedeelte van het huidige Turkije. ‘Een nieuwe interpretatie in één van de Anatolische talen kan gevolgen hebben voor tientallen andere talen.’
‘Je weet misschien wel dat alle Europese talen afstammen van één oertaal, het Proto-Indo-Europees’, vertelt Kloekhorst. ‘Eén van de doelen van ons vakgebied is om enerzijds uit te vogelen hoe alle talen die daaruit zijn voortgekomen zich hebben ontwikkeld en aan de andere kant te proberen om die moedertaal te reconstrueren.’
Duizend jaar extra geschiedenis
De Anatolische talen nemen daarbij een unieke positie in. ‘Het Anatolisch is echt een bijzondere tak van de Indo-Europese taalfamilie’, vertelt Kloekhorst enthousiast. ‘Het heeft zich waarschijnlijk als eerste afgesplitst van het Proto-Indo-Europees, waardoor er allerlei eigenschappen zijn behouden die in andere talen verloren zijn gegaan. Als je daar heel nauwkeurig naar gaat kijken, zie je dat het Proto-Indo-Europees er anders moet hebben uitgezien dan we tot nu toe dachten.’
Dat heeft ook consequenties voor bijvoorbeeld het Nederlands: ‘Een verandering in onze reconstructie van het Proto-Indo-Europees betekent dat de voorgeschiedenis van alle talen die daarvan afstammen ook anders is dan we tot nu toe dachten’, zegt Kloekhorst. ‘Dat vinden mensen altijd heel interessant, omdat het vaak ook repercussies heeft voor de taal die zij zelf spreken. De oorsprong van je taal zegt toch iets over waar je vandaan komt. Met mijn onderzoek naar het Anatolisch plak ik daar ineens duizend jaar geschiedenis aan vast.’
Dat komt mede doordat de Anatolische talen tot op heden nog niet volledig zijn onderzocht. ‘Neem bijvoorbeeld het Hiëroglyfisch Luwisch, een Anatolische taal geschreven in een relatief recent ontcijferd hiëroglyfenschrift,’zegt Kloekhorst. ‘Eigenlijk is het onderzoek naar deze taal pas de afgelopen twintig jaar echt op gang gekomen. We hadden al wel eerder allerlei publicaties van inscripties in deze taal, maar pas in het jaar 2000 zijn die teksten gebundeld in één editie met één transcriptiesysteem. Dat heeft het veel makkelijker gemaakt om verder onderzoek te doen’. Toch is ook deze editie niet zaligmakend, vertelt Kloekhorst. ‘Het gebeurt weleens tijdens veldwerk dat sommige tekens van een inscriptie nauwelijks meer zichtbaar zijn, maar dat je wanneer je met je vingers de lijnen van de tekens probeert na te volgen toch ineens voelt: hier staat toch iets anders geschreven dan we dachten.’
Extra gewicht
Nu hij hoogleraar is, krijgt dit soort onderzoek extra gewicht, denkt Kloekhorst. ‘Het is fijn om de erkenning te krijgen dat het Anatolisch op dit niveau kan worden bestudeerd. Qua onderzoek gaat er misschien niet eens zoveel veranderen, maar je krijgt internationaal gezien wel meer uitstraling. Met een leerstoel ben je zichtbaarder en het nodigt promovendi uit om hierheen te komen. Ik hoop dat het ook helpt om meer les te kunnen geven over de Anatolische talen. Het zou mooi zijn als we hier een standaardonderdeel van de bachelor Taalwetenschap van kunnen maken.’
Alwin Kloekhorst is per 1 november benoemd op leerstoel Anatolische Taalkunde, die financieel gesponsord wordt door de Stichting VIET.