ERC Starting Grant voor Thijs Porck: 'In de negentiende eeuw was iedereen dol op Oudengels'
fotografie: Anna Loh
In de nationalistische negentiende eeuw nam de studie van middeleeuwse geschriften een vlucht. Juist de studie van de eigen volkstaal zou een groots nationaal verleden blootleggen. Maar waarom werd het Oudengels dan ook onderzocht door Denen, Nederlanders, Italianen en vele andere nationaliteiten?
‘We hebben tot nu toe vooral gekeken naar wat Engelse en Amerikaanse filologen met het Oudengels hebben gedaan’, begint universitair hoofddocent Thijs Porck. ‘Je verwacht dat juist zij het Oudengels bestuderen, omdat ze zelf Engelstalig zijn, maar zeker in het begin van de negentiende eeuw zie je dat ook Denen, Duitsers en Nederlanders het Oudengels bestuderen. Ze beweren dat die teksten eigenlijk in een oude vorm van het Deens, Duits of Nederlands zijn geschreven en eigenen zich de Oudengelse literatuur toe. Die beweringen houden uiteindelijk geen stand: het Oudengels is weliswaar een Germaanse taal, maar geen Deens, Duits of Nederlands.’
Desondanks blijven Europese wetenschappers belangstelling tonen voor het Oudengels. Porck: ‘Daarbij speelt nationalisme nog steeds een rol, maar dan in de zin dat geleerden gaan claimen dat ‘hun’ Nederlandse, Duitse of Deense manier van wetenschap beoefenen de beste is. Dat is natuurlijk weer tegen het zere been van de Engelse geleerden, die zich openlijk beklagen over de ‘parasitaire Duitse filologen’ die het Oudengelse gras voor hun voeten wegmaaien.’
Internationaal netwerk
‘Als ze iets vonden, een handschrift met een bijzondere tekst erin bijvoorbeeld of een nieuw taalkundig inzicht, dan schreven ze elkaar daar brieven over’, legt Porck uit. ‘In die brieven delen ze hun ideeën over het Oudengels, proberen ze nieuwe theorieën uit en bekritiseren ze collega’s. Door de brieven kunnen we haast over hun schouders meekijken: waar liepen ze tegen aan, hoe gingen ze te werk, wat motiveerden hen en wat vonden ze van elkaar en de wereld om zich heen? Dat levert heel spannend materiaal op dat in archieven ligt te wachten op mensen die erin geïnteresseerd zijn.’
Nieuw deel van de vakgeschiedenis
Die mensen gaan er komen, want Porck heeft een ERC Starting Grant toegekend gekregen om de netwerken van deze corresponderende geleerden in kaart te brengen. ‘Met een team van promovendi en postdocs gaan we een nieuw deel van de vakgeschiedenis aan het licht brengen’, zegt hij enthousiast. ‘Met behulp van een relationele database reconstrueren we de intellectuele netwerken die hebben bijgedragen aan het fundament van de studie van het Oudengels. We laten op die manier zien dat de bestudering van het Oudengels in de negentiende eeuw niet enkel in Engeland en Amerika plaatsvond; ook toen was het een internationaal vakgebied!’
Meer dan nationalisme
Het project kijkt ook naar de beweegredenen van de negentiende-eeuwse geleerden en benadrukt dat nationalisme niet de enige reden was waarom men interesse had in het Oudengels. ‘Religie speelt ook een belangrijke rol’, legt Porck uit. ‘Het zijn vrijwel allemaal christelijke teksten, zoals preken en religieuze gedichten. Je ziet bijvoorbeeld dat een kerkleider in Denemarken zich heel erg laat inspireren door de mix van ‘heidendom’ en christendom in deze teksten, terwijl ook de Europese interesse in Oudengels-sprekende missionarissen als Bonifatius en Willebrord toeneemt. Tegelijkertijd speelt de hoeveelheid teksten een rol: van de meeste vroegmiddeleeuwse volkstalen is heel weinig overgeleverd, maar van het Oudengels juist heel veel; dus als je iets wilt weten over taal in de vroege Middeleeuwen dan moet je wel naar het Oudengels kijken. En laten we niet vergeten dat het ook prachtige literatuur is. De Beowulf is niet voor niets een van de wereldklassiekers en werd al in de negentiende eeuw bestempeld als ‘de eerste nieuwe Europese literatuur’!’
De volledige beschrijving van het project is te vinden op de website van Thijs Porck.