Hoe zeehonden ons wijzen op een ongedocumenteerde prehistorische taal
fotografie: Anna Loh
Taal kan een tijdmachine zijn: aan oude teksten kunnen we zien hoe onze voorouders omgingen met de wereld om hen heen. Maar kan taal ons ook iets leren over mensen van wie de taal verloren is gegaan? Promovendus Anthony Jakob onderzocht of de talen van prehistorische bevolkingsgroepen sporen hebben achtergelaten in het Litouws en Lets. Promotie 6 juli.
Zo'n vijfduizend jaar geleden migreerde een groep mensen vanuit de steppe in het huidige Oost-Oekraïne en Zuid-Rusland naar de rest van het Europese continent. Ze namen hun taal mee: het Indo-Europees werd de bakermat van veel hedendaagse Europese talen, zoals het Nederlands en het Engels. Toch was het niet de enige taal die werd gesproken. Andere groepen woonden al duizenden jaren in Europa en spraken hun eigen, verloren gegane, talen. 'We wilden weten of deze oorspronkelijke populaties sporen hebben achtergelaten in de huidige talen van Europa,' zegt Jakob.
Tegenstrijdigheden
Jakob keek hiervoor specifiek naar de Oost-Baltische talen, Litouws en Lets. Deze talen worden vaak relatief 'archaïsch' genoemd, wat betekent dat ze veel kenmerken van de gereconstrueerde vooroudertaal Proto-Indo-Europees hebben behouden. 'Een populaire verklaring hiervoor was dat Letten en Litouwers weinig interactie hadden met andere volkeren. De talen zouden zich daarom geïsoleerd hebben ontwikkeld, wat ertoe zou kunnen hebben geleid dat ze zoveel oude kenmerken hebben behouden.'
Jakob dacht echter dat er meer aan de hand was. ‘Soms treffen we woorden aan die zich niet hebben ontwikkeld op de manier die we zouden verwachten als ze afkomstig zouden zijn uit het Proto-Indo-Europees. Een manier om dit te verklaren is dat deze woorden op een later tijdstip in de taal zijn gekomen, bijvoorbeeld door contact met andere volkeren. In het geval van Oost-Baltisch hebben we waarschijnlijk te maken met talen die nooit zijn opgeschreven.’
Prehistorische leenwoorden
Een van de mogelijke leenwoorden uit een onbekende taal is het Litouwse woord voor zeehond: ruonis. Het lijkt veel op het Ierse woord voor zeehond: rón. 'Maar als we deze woorden proberen te reconstrueren, lukt dat niet aan de hand van het Proto-Indo-Europees. Ik zou zeggen dat ze geleend zijn uit een onbekende taal,' legt Jakob uit.
Die taal werd waarschijnlijk gesproken door een groep mensen die in het Baltische gebied leefden voor de komst van de Proto-Indo-Europeanen. De regio was sinds het einde van de laatste ijstijd bevolkt door verschillende groepen. Deze mensen visten waarschijnlijk ook en waren bekend met het lokale zeeleven. 'De theorie is vanuit cultureel oogpunt logisch omdat we weten dat er zeehonden in de Oostzee leven. De Europeanen die vanaf de steppen landinwaarts migreerden, zouden ze nooit zijn tegengekomen totdat ze dit gebied bereikten.'
Het zijn dit soort onregelmatigheden die langzaam meer informatie prijsgeven over de onbekende taal. 'We kunnen patronen vinden in deze onregelmatigheden. Dat stelt ons in staat om iets te zeggen over deze mysterieuze taal die we nooit op schrift hebben gezien, maar die toch de talen die we vandaag spreken heeft beïnvloed.'