Wie sprak welke taal in het noordwesten van zesde-eeuws China?
fotografie: Anna Loh
Vijftienhonderd jaar geleden was het in het noordwesten van wat wij nu China noemen een wirwar van volkeren. Hoe hebben die Indiërs, Khotanezen en Tocharen elkaar en elkaars talen beïnvloed? Universitair hoofddocent Michaël Peyrot krijgt een ERC-beurs van bijna twee miljoen euro om dit ‘web van contacten’ te ontwarren met zijn project “The Silk Road Language Web”.
‘Wij kennen de Chinese provincie Xinjiang nu vooral van de Oeigoeren, die een Turkse taal spreken’, vertelt Peyrot, ‘maar zo rond vijfhonderd na Christus waren er heel wat andere talen te horen. De Tocharen waren vanuit het noorden gekomen, de Iraniërs uit het westen en de Indiërs uit het zuiden. Zij spraken Tochaars, Khotanees en Indisch, alle drie Indo-Europese talen. Ik wil weten hoe die elkaar hebben beïnvloed.’
Twee factoren maken het gebied in China geschikt om ruim vijftienhonderd jaar na dato nog te reconstrueren hoe die invloeden eruit hebben gezien: de introductie van het schrift in de periode die Peyrot onderzoekt en de gortdoge woestijn waar die geschreven teksten vervolgens zijn bewaard. ‘Papier is daar vaak heel goed geconserveerd gebleven’, legt Peyrot uit. ‘Tegelijkertijd zijn de handschriftresten van met name het Tochaars vaak erg beschadigd. Daardoor is het toch heel erg puzzelen wat de woorden betekenen en waar bepaalde snippers horen.’
Puzzelstukjes
Voor dat gepuzzel gaan Peyrot en zijn team gebruikmaken van hun kennis van taalstructuren. ‘Heel veel kun je oplossen door goed te kijken hoe een woord wordt gebruikt. Als je ziet welke woorden eromheen staan, kun je invullen of het bijvoorbeeld een negatief gevoel of eerder een lichaamsdeel moet zijn.’ Ook vertalingen kunnen helpen. ‘Door boeddhistische teksten over dezelfde onderwerpen te vergelijken kun je vaststellen wat een woord betekent. En als je die betekenis eenmaal weet, kun je gaan kijken waar een woord vandaan komt. Is het direct uit de ‘oertaal’, het Proto-Indo-Europees, afkomstig? Of is het misschien een leenwoord, dat via een andere taal is gekomen?’
Uiteindelijk helpen die puzzelstukjes om te achterhalen in welke volgorde talen elkaar hebben beïnvloed. Peyrot licht toe: ‘Als je eenmaal wat leenwoorden hebt gevonden, kun je kijken of er een patroon in zit, zodat je bijvoorbeeld kunt zien of woorden eerder of juist later geleend zijn. Op deze manier kun je de contacten tussen talen terugrollen in de tijd. Je kunt kijken welke sprekers het eerst zijn aangekomen en welke sprekers juist later invloed moeten hebben gehad. Zo kunnen we reconstrueren van welke kant en wanneer mensen zijn gekomen.’
‘Over een paar jaar een antwoord’
Een vermoeden waar zijn onderzoek hem gaat brengen, heeft Peyrot al: ‘Er is altijd heel veel aandacht geweest voor de Tocharen. Die zijn van zo ver gekomen dat ze wel heel belangrijk moesten zijn, was het idee. Ik denk dat de sprekers van het Khotanees een veel grotere rol in de ontwikkeling van Noordwest-China hebben gespeeld dan men tot nu toe dacht en de Tocharen juist een kleinere. Die precieze verhouding is een van de dingen die we gaan onderzoeken. We weten bijvoorbeeld niet welke van deze twee taalgroepen eerder in dat gebied is aangekomen. Daarvoor moeten we terug naar ongeveer duizend voor Christus. Dat is lastig, maar door met die historische blik naar taalcontacten te kijken, zou er over een paar jaar wel een antwoord moeten zijn.’