Wettelijke onderbouwing corona ontbreekt
Al sinds het begin van de coronacrisis wordt er gesteggeld over de wettelijke onderbouwing van maatregelen. Het probleem: vergaande maatregelen zoals een mondkapjesplicht, testplicht of scholensluiting zijn in strijd met de Grondwet. Het kabinet had de moeilijke taak grondrechten af te wegen tegen virusgevaar zónder wettelijk kader. Nu, tweeënhalf jaar na het begin van de coronacrisis, is er nog steeds geen wettelijke onderbouwing. De middelen die het kabinet wel heeft, zijn juridisch wankel en ondemocratisch.
Voor het kabinet is het problematisch dat noodverordeningen juridisch kwetsbaar zijn. In mei 2020 schreef de Raad van State dat noodverordeningen „strikt genomen” niet voldoen aan de grondwettelijke vereisten voor het nemen van grondrechtbeperkende maatregelen.
Wim Voermans, hoogleraar staatsrecht aan de Universiteit Leiden: „Eigenlijk zei de Raad van State: één keer, maar nooit meer. Het is zeker niet ondenkbaar dat rechters die geconfronteerd worden met boetes zeggen: dat is niet wettelijk.”
Voermans: „Als het écht nodig is kan behandeling binnen een week. Onder grote druk wordt alles vloeibaar.” Het ontbreekt de Tweede Kamer aan urgentie. Sterker nog, het kan in het belang van sommige partijen zijn de behandeling van het wetsvoorstel uit te stellen. Partijen als PVV en FVD wíllen geen nieuwe maatregelen. Elke maand zonder ‘nieuwe coronawet’ is winst. En de partijen die wél graag een coronawet willen, hebben er baat bij te wachten tot de nood voor maatregelen hoog is. Dan is de kans groter dat critici hun kritiek inslikken.