Gert Jan Geertjes presenteert essay ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Vereniging Drentse Gemeenten
Op 23 september jl. vond in het Hof van Saksen in Nooitgedacht (gemeente Aa en Hunze, provincie Drenthe) het jubileumcongres plaats ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Vereniging van Drentse Gemeenten. Tijdens deze bijeenkomst werd zowel teruggeblikt op als vooruitgekeken naar de samenwerking tussen de gemeenten, provincie en waterschappen in Drenthe.
Tijdens dit congres presenteerde Gert Jan Geertjes, universitair docent staats- en bestuursrecht en fellow bij het onderzoek van de Thorbecke-hoogleraar Decentrale overheden Geerten Boogaard, een essay getiteld ‘Interbestuurlijke samenwerking in Drenthe: het spel en de knikkers’. Hij schreef dit essay, waarvoor hij zeven bestuurders en twee gemeentesecretarissen interviewde, speciaal voor dit jubileumcongres. Het vertrekpunt van het essay was de zogeheten Drentse ‘bestuursparadox’, die onderzoekers van Berenschot en de Rijksuniversiteit Groningen in een recent rapport hadden gesignaleerd. Aan de ene kant zou de structuur van het openbaar bestuur in Drenthe een goede uitgangspositie bieden voor interbestuurlijke samenwerking: de schaal van 12 gemeenten, 4 waterschappen en 1 provincie is overzichtelijk en draagt eraan bij dat bestuurders elkaar eenvoudig weten te vinden. Aan de andere kant zou er in Drenthe een bestuurscultuur bestaan die sterk is gericht op het in stand houden van goede relaties tussen bestuurders in Drenthe, waardoor de resultaten van die samenwerking soms tegenvallen.
In het essay laat Geertjes zien dat dit beeld nuancering verdient: tussen de cultuur en de structuur bevinden zich ‘Drentse’ spelregels: 1) beslissingen moeten zoveel mogelijk met consensus worden genomen, 2) bij samenwerkingen zijn de verhoudingen tussen gemeenten, waterschappen en provincie zo gelijkwaardig mogelijk en 3) voor het nemen van beslissingen moet voldoende tijd worden genomen. Deze spelregels zijn al zo lang zo nauw verbonden met de Drentse cultuur, dat zij ook onderdeel zijn geworden van de structuur van de Drentse interbestuurlijke samenwerking. Het is juist, zo betoogt Geertjes, aan deze spelregels te danken dat de Drentse basis voor interbestuurlijke samenwerking zo sterk is. De sleutel voor de eventuele verbetering van de interbestuurlijke samenwerking ligt dan ook volgens hem niet bij de wijziging van het spel (de wettelijke en lokale (spel)regels), maar bij de knikkers (de prioriteiten van de samenwerking).
Het essay vormt in zekere zin een toepassing op de lokale context van de theorie over conventies die Geertjes ontvouwde in zijn proefschrift Staatsrecht en conventie in Nederland en het Verenigd Koninkrijk, waarop hij op 2 september 2021 in Leiden promoveerde. Na de presentatie van het essay tijdens het plenaire gedeelte van het congres, ging Geertjes met verschillende congresdeelnemers in gesprek over de belangrijkste bevindingen tijdens een deelsessie. Zowel het plenaire gedeelte als de deelsessie leverde veel interessante discussies op over interbestuurlijke samenwerking, die zonder meer aanleiding geven tot vervolgonderzoek. De bijeenkomst was dan ook een groot succes! Het essay kan hier worden geraadpleegd.