Rembrandt maakte een puinhoop van zijn juridische en financiële leven
‘Rembrandt was koppig, koopziek en sociaal niet al te vaardig.’ De Hollandse meester was in zijn leven in ruim twintig juridische geschillen verwikkeld. Bob Wessels, emeritus hoogleraar privaatrecht, schreef een boek over Rembrandts juridische en financiële handel en wandel.
De belangstelling van Bob Wessels voor dit aspect van Rembrandts leven is goed verklaarbaar: Wessels’ specialisme is insolventierecht. Dat recht betreft faillissement en meer, namelijk ook de fase waarin een (rechts)persoon de rekeningen niet meer kan betalen. En van molenaarszoon Rembrandt (Leiden, 1606–Amsterdam, 1669) is bekend dat hij failliet ging en van grote welstand terugzakte naar een middelmatig bestaan.
Hoe kwam u ertoe zich te verdiepen in deze kant van Rembrandts leven?
‘In 1991 gaf ik lezingen in New York en tussendoor bekeek ik de Frick-collectie, in het voormalig woonhuis van de staalfamilie Frick, dat nu een museum is. Ik zag daar een zelfportret van Rembrandt en hoorde kort daarna dat hij in 1656 failliet was gegaan. Vanaf toen had ik het onderwerp in mijn hoofd maar dan breder getrokken: een studie naar álle financiële kwesties en juridische conflicten in Rembrandts privé- en zakenleven, geplaatst in de tijd. Sinds 2018 heb ik tijd gevonden om in het onderwerp te duiken.’
Rembrandt was een Leidenaar en was zelfs student aan de Leidse universiteit. Er zijn twee inschrijvingen aangetroffen, een uit 1620 en een uit 1622. Hebt u daar nog iets over teruggevonden?
‘Nee, helaas niet. Ik beschrijf aspecten als Rembrandts familie-achtergrond. Hij kwam niet uit een armlastige familie. Met name Rembrandts grootmoeder was ondernemend en bezat enkele molens. Maar er is niet zoveel meer bekend over de eerste decennia van Rembrandts leven dan we weten uit de biografie over de jonge Rembrandt uit 2019 van Onno Blom.'
'Een van de vragen die ik niet heb kunnen beantwoorden is of Rembrandt metterdaad colleges volgde aan de universiteit, en zo ja, hoe lang dan. Kwam hij in het Academiegebouw, waar ik in 2014 mijn afscheidscollege hield? Hij kan zich ook hebben ingeschreven vanwege de voordelen voor studenten: geen schutterijplicht die bestond uit deelname aan de burgerlijke stadspatrouille, vrijstelling van het betalen van tol – belasting - over boeken en kleding, en gedeeltelijke tolontheffing voor wijn en bier. We weten het niet. Wel is bekend dat Rembrandt drie jaar in de leer was bij schilder Jacob Isaac van Swanenburgh, en dat deze vlak bij de huidige rechtenfaculteit een atelier had. Rembrandt was ongeveer 25 jaar oud toen hij Leiden verliet, om in Amsterdam te gaan wonen en werken.’
U ontdekte dat Rembrandt in veel conflicten was verwikkeld en die vaak juridisch uitvocht
‘Ja dat klopt. Rembrandt was niet alleen een meester in de kunst, maar ook in conflicten. Hij lag met uiteenlopende partijen overhoop. Onder meer met binnen- en buitenlandse opdrachtgevers over niet-tijdige levering, de kwaliteit van zijn werk en de prijs van zijn werken. Rembrandt zette qua prijs hoog in en vond zijn werk dat ook waard. Over de prijs viel dus niet te onderhandelen, wat ergernis moet hebben gewekt bij kopers en potentiële kopers. Met zijn buren streed hij over de verbouwing van zijn huis annex atelier en werkplaats aan de Breestraat in Amsterdam. Dat was een ander pand dan zijn latere, ruime woning en atelier, het huidige Rembrandthuismuseum aan de Jodenbreestraat. Verder had hij mot met vrouwelijk huispersoneel, met geldschieters vanwege de leningen die hij in 1653 in paniek afsloot, en met andere schuldeisers. Hij betaalde bijvoorbeeld de huur voor een veilingzaal niet en liep op latere leeftijd een forse huurachterstand op. Na 1650 werd hij allengs minder gevraagd voor goedbetaalde opdrachten, zonder de tering naar de nering te zetten. Hij leek koopziek, bleef maar kunst aanschaffen en kostbare attributen die hij als lesmateriaal voor leerlingen gebruikte of wilde laten terugkomen in zijn schilderijen. Uiteindelijk ging hij in 1656 failliet, dat wil zeggen hij deed boedelafstand - cessio bonorum. Mijn boek biedt een uitgebreid overzicht van al Rembrandts juridische conflicten.’
Maar daar hebt u zich niet toe beperkt…
‘Nee. Ik beschrijf ook de sociaaleconomische, culturele en historische context van de behandelde periode in Amsterdam, de ontwikkeling van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de organisatie van bestuur en rechtspraak van de stad Amsterdam. Verder beschrijf ik Rembrandts huis en zijn werk. Ook heb ik financieel-economische gegevens verzameld over de kunst, de kunstenaars en de kunstmarkt in die tijd. Het boek bevat uiteraard ook korte overzichten van destijds toepasselijke wetten en regels. Op deze manier zijn Rembrandt en de juridische context van zijn tijd nog niet eerder onderwerp van systematisch rechtshistorisch onderzoek geweest. Dat is, denk ik, uniek.’
De aanleiding van uw interesse was Rembrandts faillissement in 1656. Heeft u daarover iets nieuws ontdekt?
‘Het faillissement zelf is twee keer eerder het hoofdthema van studie geweest. Dat heb ik dus niet in het bijzonder uitgelicht: het was de aanleiding voor het boek, niet specifiek het onderwerp. Mijn benadering is dat ik een rechtshistorische visie ontwikkel op de procedure cessio bonorum: ‘het vrijwillig afstaan van zijne bezittingen door een schuldenaar aan zijne schuldeisers’, alsook op de rechtshistorische wortels ervan in het Romeinse recht, de positie van de schuldeisers, en de beschikbare goederen.’
‘De wetten werden in die tijd per stad of staat - bijvoorbeeld Holland of Zeeland – vastgesteld. Rembrandt had te maken met de Amsterdamse stadsverordening uit 1643. Deze werd toegepast door de Kamer van verlaten en insolvente boedels, de zogenoemde Desolate Boedelskamer. Uitvoerig heb ik de bewering onderzocht dat Rembrandt vóór zijn cessio bonorum zijn huis aan de Breestraat in Amsterdam nog gauw op naam van zoon Titus had gezet en zo zijn schuldeisers benadeelde. Uit mijn studie blijkt dat dat niet klopt.’
‘Het lijkt er niet op dat Rembrandt na de cessio bonorum-procedure en zijn verhuizing naar een veel kleinere drie kamerwoning aan de Rozengracht 184, af was van zijn schuldeisers. Daarom startten zijn partner Hendrickje en zoon Titus een bedrijf dat Rembrandts werk verkocht. Zelf kreeg hij, althans op papier, een soort salaris. Het is onduidelijk of deze constructie in de praktijk werkte. Hendrickje en Titus stierven in respectievelijk 1663 en 1668. Hoewel niet veel bekend is over de laatste jaren van zijn leven, zal Rembrandts situatie er verder op achteruit zijn gegaan.'
Welke indruk hebt u van Rembrandt als mens gekregen?
‘We wisten al dat Rembrandt een unieke en eigenzinnige kunstenaar was. Met meer dan twintig juridische conflicten en geschillen, op alle terreinen van leven en zaken, leidde Rembrandt ook een turbulent juridisch en financieel leven. Uit mijn onderzoek komt hij naar voren als een koppig, zelfverzekerd, behoorlijk eigenzinnig maar niet erg sociaal vaardig man.’
'Rembrandt's Money' is op 15 november gepresenteerd in het Rembrandthuis in Amsterdam. Lees ook het blog dat Wessels hierover schreef.
Bob Wessels, ‘Rembrandt’s Money. The legal and financial life of an artist-entrepreneur in 17th century Holland’. Deventer: Wolters Kluwer. ISBN 9789013164893
Foto: Wessels met zijn boek bij de Witte Singel met op de achtergrond het borstbeeld van Rembrandt van Toon Dupuis uit 1906. (© André van Haasteren)
Prof.mr. Bob Wesels (1949) was van 2007 tot 2014, toen hij met pensioen ging, hoogleraar internationaal insolventierecht aan de Leiden Law School. Daarvoor was hij twintig jaar hoogleraar privaatrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Verder was Wessels bijna dertig jaar raadsheer in het Gerechtshof Den Haag en ruim veertig jaar (internationaal) juridisch adviseur en arbiter.
Tekst: Corine Hendriks
Bannerfoto: Zelfportret met twee cirkels, Rembrandt Harmensz. van Rijn, ca 1665-1669, Kenwood House, London, The Iveagh Bequest. Foto: Rijksmuseum