‘Een Europa zonder grenzen vraagt om politieke moed’
Het vrije verkeer binnen Europa staat de laatste jaren flink onder druk door grensoverschrijdende crisissituaties. Maar juist verdergaande samenwerking biedt waarschijnlijk de beste bescherming, betoogt hoogleraar Jorrit Rijpma op 22 oktober in zijn oratie.
In zijn oratie (vrijdag om 16:15u te volgen via de livestream) spreekt Rijpma over de staat van het Schengengebied, het gebied van Europese landen waartussen vrij verkeer van personen mogelijk is gemaakt. De laatste jaren klinkt in het publieke debat regelmatig de roep om de grenzen dicht te gooien. Na terroristische aanslagen, de komst van vluchtelingen en de corona-uitbraak volgde ogenblikkelijk de roep om betere controle over de eigen landsgrenzen. En regelmatig voerden individuele lidstaten weer (tijdelijke) grenscontroles in om deze bedreigingen het hoofd te bieden, waarmee ze het vrije verkeer dus aan banden legden.
Voortvarend optreden
Wil je deze internationale uitdagingen duurzaam oplossen, dan is juist voortvarend optreden op Europees niveau de weg vooruit, meent de hoogleraar Europees Recht. Denk daarbij aan een gemeenschappelijk asielbeleid en een veel intensievere samenwerking tussen politie en justitie. In de woorden van Rijpma: ‘Het vraagt om diepere integratie.’
‘De Europese burger zag Schengen in 2018 nog als een van de grootste successen van Europese integratie. En terecht.’
Volgens Rijpma zijn deze maatregelen ‘in potentie veel effectiever’ in het tegemoetkomen aan de zorgen van de lidstaten dan de herinvoering van grenscontroles. Maar, waarschuwt hij, ze vragen van de lidstaten wel politieke moed, verantwoordelijkheidsgevoel en solidariteit. Lukt het niet om een gezamenlijke oplossing te vinden, dan bestaat het gevaar dat Europese lidstaten het Schengenverdrag zullen opzeggen. De economische kosten van zo’n ‘non-Schengen’ zouden volgens Rijpma gigantisch zijn. ‘De Europese burger zag Schengen in 2018 nog als een van de grootste successen van Europese integratie. En terecht.’
Uitwisseling van misdadigers
In zijn oratie reflecteert Rijpma op de ontwikkeling van de rechtsruimte binnen de Europese Unie, kort gezegd het beleidsterrein dat zich bezighoudt met de Europese samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Waar dit traditioneel onderwerpen zijn die door nationale overheden worden geregeld, bleek de afgelopen decennia dat de Europese Unie steeds vaker genoodzaakt was om zich te bemoeien met deze beleidsterreinen. In zijn oratie leidt Rijpma de toehoorders onder meer langs belangrijke data in de EU-geschiedenis (zie tijdlijn).
Rijpma laat zien dat de rechtsruimte nauw verbonden is met het recht van burgers om binnen de EU te gaan en staan waar zij willen. Want waar de internationale handel bloeit en burgers steeds vaker in buurlanden vertoeven, moeten er vanzelfsprekend internationale afspraken komen voor het uitleveren van misdadigers en het wederzijds erkennen van verkeersboetes. Zo bewoog de Europese Unie zich langzaam maar zeker op deze beleidsterreinen.
Onvoorwaardelijk respect voor rechtstaat
Tot slot waarschuwt Rijpma voor de antidemocratische tendensen in landen als Polen en Hongarije. Volgens de hoogleraar kan de rechtsruimte alleen functioneren als Europese lidstaten een ‘onvoorwaardelijk respect hebben’ voor fundamentele rechten en de rechtstaat. ‘Op het moment dat bepaalde landen […] zich niet langer conformeren aan afspraken die – met al hun zwakheden – een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan stabiliteit en welvaart, dan is een uittrede niet langer ondenkbaar. De Brexit heeft dit pijnlijk aangetoond.’