Koloniaal zonder het te beseffen
De negentiende-eeuwse schrijver Nicolaas Beets en zijn zoon Dirk waren door en door koloniaal. Vader Nicolaas zelfs zonder ooit in Indië of een andere kolonie te zijn geweest. Maar ze realiseerden het zich niet. De nieuwe Scaliger-hoogleraar Rick Honings laat zien dat archieven van schrijvers goudmijnen zijn voor wie op zoek is naar denkbeelden over het Nederlandse koloniale verleden. Oratie op 13 september.
Als Scaliger-hoogleraar richt Rick Honings zich op de bestudering en de promotie van de Bijzondere Collecties van de Universiteit Leiden. Die Bijzondere Collecties zijn een prima speelveld voor de combinatie van Honings onderzoekspassies: negentiende-eeuwse Nederlandse auteurs en de Nederlands-Indische letterkunde. Hij dook onder meer in het archief van schrijver Nicolaas Beets (1814-1903) van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, onderdeel van de collecties.
Nederland vrij van dwingelandij
Dankt allen God en weest verblijd,
Omdat gij Nederlanders zijt!
Dien naam, die Eer, dien Zegen,
Hebt gij van Hem verkregen.
Nicolaas Beets, bekend van zijn onder het pseudoniem Hildebrand geschreven boek Camera Obscura (1839), was naast schrijver ook dichter, predikant en hoogleraar in Utrecht. In het gedicht waaruit de bovenstaande strofe komt (Aan mijne landgenoten, 1861), verheerlijkt hij het Nederlanderschap en looft hij de Hollandse natie, die vrij is van dwingelandij en niet wordt bedreigd door vijanden of roofzucht. Dit terwijl zijn zoon Dirk in Nederlands-Indië, op Java, al snel opklom tot de elite die heerste over de kolonie. Dirk woonde met zijn vrouw van 1875 tot 1901 in Batavia.
Noch Beets, noch Dirk kende enig moment van twijfel over nut en noodzaak van de Nederlandse aanwezigheid in ‘de Oost’. Ook Indië zelf had er alleen maar voordeel van, meenden ze. Honings heeft dit alles kunnen vaststellen door de correspondentie die Beets en zijn zoon onderhielden en die te vinden is in Leidse Bijzondere Collecties. Wat Honings misschien nog het meest frappeert: de volkomen vanzelfsprekendheid in de houding van de kolonisator. Of, zoals Honings het zegt in zijn oratie: ‘De Nederlandse onschuld vormde het Nederlandse zelfbeeld in optima forma.’
Honings putte ook uit bronnen buiten het archief van Beets: van 1878 tot 1889 schreef Dirk vanuit Indië voor het Rotterdamsch Nieuwsblad ‘Brieven van een ontevredene’. Want er viel ook veel te klagen in Indië, zoals over enerzijds de langdurige moessonregens en anderzijds de hitte en het ongenadige licht zonder schaduw. Het plaatje van het fraaie, groene en weelderige Indië was een romantisch cliché, wilde hij maar zeggen. Van 1881 tot 1886 schreef Dirk onder het pseudoniem Si Anoe (vrij vertaald: ‘die ene’) ook nog zijn ‘Bataviasche brieven’ die eveneens werden gepubliceerd.
Ons ‘cultureel archief’
Dirk leefde in een koloniale bubbel. Hoewel hij toch regelmatig met de inheemse bevolking in aanraking kwam – vrijwel alle kolonialen hadden inheems personeel – rept hij in zijn brieven met geen woord over hen. Zijn vader vraagt er ook niet naar, alsof ze niet bestonden. Dirk schrijft wel over hen in zijn publicaties in de krant. Daaruit blijkt dat hij zich niet in hen kon verplaatsen: de Javanen waren anders, minder, hun kunst en cultuur waren ondermaats en stelden niets voor. Dat weerhield Dirk er niet van om, na ruim 25 jaar in Indië te hebben gewoond, naar Nederland terug te keren met een fortuin aan koloniale kunstobjecten.
Javanen hadden beschaving nodig
Maar het ging verder, ontdekte Honings. Dirk plaatste de Javanen in zijn stukken dichter bij de dieren dan bij de mensen: ze waren onberekenbaar, wreed en gevaarlijk. ‘Dergelijke racistische opvattingen vormen de basis van het nog steeds invloedrijke culturele archief, het geheel van denkbeelden over de inheemse bevolking, dat de koloniale aanwezigheid van Nederland legitimeerde,’ zegt Honings in zijn oratie. De kolonialen moesten immers ‘beschaving’ brengen en met hun superioriteit het goede voorbeeld geven. Dat ze vooral kwamen halen, zagen ze niet.
Dirk geloofde overigens wel in de opvattingen over ethische politiek die aan het einde van de negentiende eeuw in Nederland opkwamen. Die ethische politiek stoelde op de idee dat Nederland een ‘eereschuld’ had in te lossen in de koloniën: niet alleen halen maar ook brengen dus. En zo werd meer geïnvesteerd in onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.
'Heb alle collecties even lief'
Neerlandicus Rick Honings is de vierde Scaliger-hoogleraar. De leerstoel bestaat pas sinds de eeuwwisseling en is bedoeld om meer licht te laten schijnen op de Bijzondere Collecties, ondergebracht in het Scaliger Instituut van de Universiteitsbibliotheek, en onderzoek naar de collecties te bevorderen. Instituut en leerstoel zijn genoemd naar een van Leidens befaamdste geleerden ooit: Josephus Scaliger (zie de rechterkolom op deze pagina). Naast het instituut en de leerstoel is er ook nog de Scaliger-penning.
Honings voorganger, de in september 2020 overleden emeritus hoogleraar Harm Beukers, groot kenner van de geschiedenis van de geneeskunde met veel belangstelling voor Japan, bekleedde de leerstoel zeven jaar. Met de benoeming van Honings is de (deeltijd)leerstoel geformaliseerd en officieel ingebed in de Faculteit Geesteswetenschappen. Daarbij is hij omgevormd tot een wisselleerstoel met een termijn van vier jaar. De Scaliger-hoogleraar zal de eigen belangstelling volgen maar wordt nadrukkelijk ook geacht alle onderdelen van de Bijzondere Collecties even lief te hebben.
Het debat over Indië kantelt
‘De ethische politiek kan niet verbloemen dat Indië met geweld is gekoloniseerd, onderdrukt en geplunderd en dat de kolonisator zélf dwingeland en rover was’, stelt Honings. Nicolaas Beets had er dus geen oog voor en zijn zoon, die er met zijn neus bovenop zat, evenmin. Inmiddels is het debat over kolonisatie aan het kantelen. Honings laat zien dat schrijversarchieven, anders dan de meer feitelijk gerichte archieven van de VOC en andere institutionele archieven, de persoonlijke kijk van individuen op het kolonialisme opleveren. 'Dat is een waardevolle aanvulling voor het debat', zegt hij, 'en kan bijdragen aan de herijking van ons cultureel archief.'
In het najaar verschijnt: Jacqueline Bel, Rick Honings en Coen van ’t Veer: De postkoloniale spiegel. De Indische letteren herlezen. Leiden University Press.
Tekst: Corine Hendriks
Afbeeldingen: Beetscollectie, UB Leiden.