Zonder dierproeven veiligheid chemische stoffen testen
Proefdiervrij testen of chemische stoffen schadelijk zijn. Het lijkt een utopie, maar een Europees team gaat een manier ontwikkelen om dit werkelijkheid te maken. Het project RISK-HUNT3R, geleid door Leids hoogleraar Bob van de Water, krijgt hiervoor 23 miljoen euro van de Europese Commissie. Op 1 juni ging het project van start.
In 2030 zijn mens en milieu in Europa vrij van blootstelling aan schadelijke stoffen. Althans, als het aan de Green Deal van de Europese Unie ligt. Maar hoe haalbaar is dat? ‘Als je alle bestaande stoffen op schadelijkheid zou willen testen, haal je 2030 niet eens als je proefdieren zou gebruiken,’ zegt Bob van de Water. ‘Dus los van het ethische aspect toont dat aan dat we nieuwe methodes nodig hebben.’
Zijn proefdieren wel effectief?
Bovendien kun je je afvragen hoe effectief proefdieren zijn, oppert Van de Water. ‘Proefdieren lijken maar beperkt op mensen. Bij geneesmiddelen vind je met proefdieren maar 70 procent van de bijwerkingen die bij mensen voorkomen. Je mist dus 30 procent. Proefdieren zijn daarom geen ideale vertaling naar de mens.’ RISK-HUNT3R hoopt in de komende vijf jaar een duurzaam alternatief te ontwikkelen voor het testen van chemische stoffen. Ze richten zich hierbij op stoffen uit de chemische industrie en op stoffen in producten zoals bestrijdingsmiddelen en cosmetica.
Coördinatie vanuit Leiden
Het project is groot: er doen 37 vooraanstaande organisaties uit 9 landen mee. Van de Water is naast onderzoeker in het project ook de coördinator. ‘Ik overzie wie waarmee bezig is, en hoe dat op elkaar aansluit. Daarnaast zorg ik er ook voor dat we onze doelen gaan halen en dat we onze resultaten weten te vertalen naar een breed publiek. Ook is de vertaalslag naar de Europese veiligheidsinstanties en industrie belangrijk, zodat die onze methodes in de praktijk kunnen toepassen.’
Van petrischaal tot mens
Van de Water legt uit hoe ze hun proefdiervrije doel willen bereiken. ‘Er zijn ontzettend veel methodes beschikbaar in het lab. We gaan onderzoeken hoe je deze labmethodes aan elkaar kunt koppelen om te kunnen voorspellen of een stof veilig is voor de mens. In Leiden gebruiken we daar gekweekte mini-niertjes en mini-levertjes voor, die we met geavanceerde microscopen bestuderen, bijvoorbeeld in ons Cell Observatory.’
Vervolgens gaat het team hun methodes valideren aan de hand van bestaande geneesmiddelen. Van de Water: ‘Geneesmiddelen kun je als referentie gebruiken, omdat die altijd getest zijn op mensen. De data uit klinische studies van geneesmiddelen kunnen wij gebruiken om te testen of onze methode ook een-op-een te vertalen is naar de mens.’ Uiteindelijk hoopt het internationale team binnen vijf jaar met een aantal case-studies te bewijzen dat hun idee toepasbaar is en daardoor ook de regelgeving voor het testen van stoffen kan veranderen.