Onderzoek toont overdracht van extremistisch gedachtegoed binnen gezin aan
Hoe beïnvloeden extremistische ouders hun kinderen? In opdracht van het Wetenschappelijke Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid hebben vier onderzoekers van FGGA, Layla van Wieringen, Daan Weggemans, Katharina Krüsselmann en Marieke Liem, een rapport opgesteld over de aard en omvang van intergenerationele overdracht van jihadisme en ander extremistisch gedachtegoed. Het rapport is deze week uitgekomen.
De afgelopen jaren zijn er in binnen- en buitenland groeiende zorgen om kinderen die opgroeien in jihadistische gezinnen. Naar schatting zijn er in Nederland enkele honderden jihadistische echtparen en tientallen gezinnen waarvan ten minste één ouder het jihadistisch gedachtegoed aanhangt (Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid [NCTV], 2019). De NCTV waarschuwt dat de kinderen die uit deze relaties voortkomen hoogstwaarschijnlijk zullen opgroeien in een jihadistisch milieu en daarmee mogelijk op latere leeftijd een dreiging voor de nationale veiligheid kunnen gaan vormen.
Ook in wetenschappelijk onderzoek wordt steeds meer stilgestaan bij de mogelijk negatieve invloed die extremistische familieleden kunnen hebben op hun kinderen. De mate waarin en manier waarop jihadistische ouders hun kinderen direct dan wel indirect beïnvloeden in hun ideologische ontwikkeling, is echter zelden systematisch bestudeerd.
Systematische literatuurstudie en interviews
Dit rapport richt zich op verschillende aspecten van intergenerationele overdracht van extremistisch gedachtegoed. Op basis van een systematische literatuurstudie waarin uit meer dan 40.000 publicaties een selectie van 58 studies is gemaakt, en interviews met Nederlandse en internationale experts en praktijkdeskundigen is er gekeken naar de huidige staat van onze kennis over dit fenomeen. Zo zijn belangrijke inzichten verkregen in de diverse mechanismen waarmee extremistische ouders hun kinderen proberen te beïnvloeden en de factoren die deze invloed kunnen versterken of verzwakken besproken.
Ook zijn er eerste lessen getrokken over interventiemogelijkheden om de verspreiding van jihadistische en bredere extremistische denkbeelden binnen de gezinscontext tegen te gaan
‘Intergenerationele overdracht kent geen éénduidig patroon en kan zich in veel verschillende gezinssystemen manifesteren.’
Uitkomsten van het onderzoek
Dit onderzoek laat in de eerste plaats zien dat er nog veel onduidelijk is over de mate waarin intergenerationele overdracht van jihadistische of andere extremistische denkbeelden plaatsvindt. Ook over de situatie in Nederland zijn nog veel vragen. Desondanks laat het onderzoek zien dat intergenerationele overdracht van extremistisch gedachtegoed voorkomt, en dat dit ontstaat uit een complex samenspel van mechanismen binnen en buiten het gezin. Marieke Liem: ‘Ons onderzoek laat zien dat intergenerationele overdracht geen éénduidig patroon kent – en dat het zich in veel verschillende gezinssystemen kan manifesteren.'
De manieren waarop ouders hun kinderen voeden met extremistische overtuigingen zijn soms expliciet en direct van aard (zoals ouders die hun kinderen meenemen naar ideologische bijeenkomsten), maar kunnen ook indirect zijn (waarbij kinderen zich bijvoorbeeld spiegelen aan het voorbeeld van hun ouders).
De gezinnen waar dit zich voordoet zijn niet per definitie instabiel of onveilig: ook warme en liefdevolle ouders kunnen hun extremistische ideeën op hun kinderen overdragen. Bescherming tegen intergenerationele overdracht bestaat tenslotte onder meer uit gematigde invloeden buiten de gezinssfeer; alternatieve identiteitsvorming; positieve triggerevents; en blootstelling aan mensen met andere leefwijzen of denkbeelden.’ Liem: ‘Uiteindelijk gaat het vermoedelijk om een kleine minderheid van de gezinnen waarin ouders hun kinderen bewust richting extremisme duwen.’
Naar een kinderbeschermingsperspectief
De intergenerationele overdracht van extremistische denkbeelden is een thema dat de komende jaren waarschijnlijk aan relevantie zal winnen. De vraag welke interventies geschikt zijn om overdrachtsprocessen binnen de gezinscontext tegen te gaan, verdient daarom meer aandacht. Sommige geïnterviewden wijzen op het belang van een kinderbeschermingsperspectief bij het tegengaan van intergenerationele overdracht.
Uiteindelijk moeten interventies niet enkel vanuit veiligheidsoverwegingen worden opgelegd, maar vooral met het doel het welzijn van het kind in kwestie te beschermen, zo zeggen respondenten. Daarnaast zou overheidsoptreden hiertegen niet enkel op jihadisme gericht moeten zijn, maar ook op andere voor kinderen potentieel schadelijke ideologieën. Enerzijds omdat een focus op jihadisme mogelijk contraproductief zou kunnen zijn – maar anderzijds ook vanwege de grote gelijkenissen met de overdrachtspatronen van andere radicale en extremistische ideologieën. Zowel de literatuur als de interviews suggereren namelijk dat de manieren waarop denkbeelden binnen verschillende ideologische contexten van ouder op kind worden overgedragen, sterk op elkaar lijken.
In vervolgonderzoek zullen de onderzoekers dan ook voortbouwen op bestaande kennis over (interventies in) andere contexten – zoals gezinnen in sektes of criminele families – om zo de overdrachtsprocessen in jihadistische gezinnen beter te begrijpen. Liem: ‘Het onderzoek laat zien dat er gegronde redenen zijn om de ontwikkeling van kinderen uit extremistische gezinnen te blijven bestuderen.’