Cleveringahoogleraar Roméo Dallaire over Rwanda en PTSS
Cleveringahoogleraar Roméo Dallaire leidde in 1994 de VN-vredesmissie in Rwanda. Hij kon niet voorkomen dat zich onder zijn ogen een genocide voltrok waarbij 800.000 mensen de dood vonden. In zijn Cleveringa-oratie op 26 november vertelt de Canadese generaal buiten dienst openhartig over zijn gruwelijke ervaringen en het trauma dat hij eraan overhield. We spraken hem voorafgaand aan de lezing.
Goedemorgen, generaal. Hartelijk gefeliciteerd met uw benoeming tot Cleveringa-hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Wat dacht u toen u hiervoor werd benaderd?
‘Eerlijk is eerlijk, ik moest eerst opzoeken waar Leiden precies ligt. Zoals u weet heb ik banden met Nederland, maar die liggen in andere delen van het land [Dallaire werd in 1946 geboren in Denekamp als kind van een Canadese vader en Nederlandse moeder, red.]. Maar het is een grote eer. Ik wist namelijk niet eens dat ik werd overwogen.’
'Had ik me teruggetrokken, dan had de schande me later van binnenuit opgegeten'
Ter voorbereiding op dit gesprek heb ik uw boek Oog in oog met de duivel gelezen. Het is een heftig verhaal over de Rwandese genocide waar u middenin zat. U vertelt hierover ook in uw oratie op 26 november. Waarom is het zo belangrijk dat we deze gruwelijke verhalen blijven herhalen?
‘Er zijn in Rwanda 800.000 mensen vermoord, maar ik wilde het verhaal van de genocide niet laten sterven. Na de Holocaust zeiden we ‘dit nooit meer’, maar het is overduidelijk dat we die belofte niet hebben waargemaakt. Sterker nog: de internationale gemeenschap heeft niet eens haar best gedaan om de slachting in Rwanda te voorkomen of te stoppen. En als we er niet over blijven praten, zal dit verhaal verdwijnen. Het is essentieel om de verloren levens te blijven herinneren, en bovendien om ze te blijven gedenken als mensen zoals jij en ik. Alleen verzoening kan toekomstig conflict voorkomen.’
U ging uiteindelijk de geschiedenisboeken in als de commandant die bleef. De UNAMIR-vredesmissie waarover u het bevel voerde werd in 1994 teruggeroepen om de veiligheid van de soldaten te waarborgen, maar samen met een deel van de troepen besloot u dit bevel naast u neer te leggen om Rwanda niet in de steek te laten. ‘Net als Cleveringa zag ik een grote ethische verantwoordelijkheid om niet te gehoorzamen,’ schrijft u in uw oratietekst. Het lijkt e voor een militair moeilijk om zo’n bevel van hogerhand te negeren...
‘Dat is een vraag die alleen burgers me stellen. Het is voor een soldaat in vredestijd misschien moeilijk om een bevel naast je neer te leggen, maar niet wanneer je je in een oorlogssituatie bevindt. Dan worden de ethische consequenties van je handelen ineens glashelder, en zijn keuzes gemakkelijker. Het bevel om me terug te trekken was immoreel, dus ik heb het geen seconde overwogen. Had ik dat wel gedaan, dan had de schande me later van binnenuit opgegeten. Het enige waar ik me echt zorgen om maakte: zullen de troepen aan mijn kant blijven staan? Veel soldaten deden dat gelukkig. Uiteindelijk hebben we op die manier nog heel wat levens kunnen redden.’
In uw boek en oratie komen de Verenigde Naties er bekaaid vanaf. U werd in de begindagen van de genocide in de steek gelaten, kort nadat tien Belgische vredessoldaten waren vermoord door de presidentiële garde van Rwanda. Dit jaar bestaan de Verenigde Naties 75 jaar, en dat wordt over de hele wereld gevierd. Ik kan me voorstellen dat u daar gemengde gevoelens bij heeft...
‘Ik was destijds natuurlijk boos. En tot op zekere hoogte ben ik dat nog steeds. Zo vind ik nog steeds dat de toenmalige secretaris-generaal, Boutros Boutros-Ghali, verantwoordelijkheid had moeten afleggen over wat er destijds is gebeurd. Maar het is te gemakkelijk om enkel de Verenigde Naties de schuld te geven. De lidstaten zijn de Verenigde Naties, niets meer en niets minder. De organisatie heeft immers geen eigen leger. Dus alles wat de VN kunnen doen, is bedelen om soldaten, en dat hebben ze gedaan in 1994. Uiteindelijk waren het de individuele lidstaten die geen soldaten wilden of durfden sturen. De wereld liet Rwanda in de steek.’
'Het is te gemakkelijk om enkel de Verenigde Naties de schuld te geven'
Rwanda was niet de enige keer dat een VN-missie niet kon voorkomen dat er een genocide werd gepleegd. Zo hebben we in Nederland een nationaal trauma opgelopen door de val van Srebrenica. Wat kan de organisatie doen om dit soort rampen in de toekomst te voorkomen?
‘Er ligt al een ambitieus pakket hervormingen dat de Verenigde Naties sterker en effectiever kan maken. Dat pakket werd in 2003 voorgelegd door de toenmalig secretaris-generaal Kofi Annan. Maar er was één land in de Veiligheidsraad dat een veto heeft uitgesproken om dit pakket tegen te houden. Weet je welk land?’
Rusland?
‘Nee, de Verenigde Staten! Het pakket werd afgewezen door John Bolton, die onder George W. Bush ambassadeur was bij de Verenigde Naties. Dezelfde man dus die tot september vorig jaar ook Nationaal Veiligheidsadviseur was onder Donald Trump. De Verenigde Staten wilden helemaal niet dat de VN meer macht zou vergaren, want dat zou een potentieel gevaar vormen voor supermacht Amerika.’
Maar wat is dan de weg vooruit?
‘Er ligt een vacuüm tussen de supermachten en de ontwikkelingslanden. De medium powers die daar tussenin zitten, kunnen veel invloed uitoefenen op de richting waarin de Verenigde Naties zich bewegen. Zij moeten de druk opvoeren om de organisatie sterk en toekomstbestendig te maken. Eén van die medium powers is mijn eigen thuisland, Canada.’
'Rwanda had nauwelijks grondstoffen, geen geopolitieke waarde, en de bevolking is zwart. No-one cared!'
Zeer schokkend aan uw boek is het openlijke racisme dat van de pagina’s spat. En dan bedoel ik niet alleen tussen Hutu’s en Tutsi’s, maar ook onder sommige vredessoldaten en VN-personeel. Als ik dat zo lees, denk ik: het kan nog lang duren voordat de Verenigde Naties een werkelijk mondiale organisatie is.
‘Racisme en vooroordelen speelden zeker een rol in de vreselijke wending die het conflict in Rwanda nam. Rwanda had nauwelijks grondstoffen, geen geopolitieke waarde, en de bevolking is zwart. No-one cared! Ik kreeg zelfs te horen dat het geweld bij de Rwandezen ‘in de genen’ zou zitten. Maar zij vergeten dat we gelijk zijn. Niemand is meer menselijk dan de ander. Ik heb het idee dat de jongeren van nu dat wel begrijpen. Met hun moderne technologie kunnen ze met iedereen ter wereld communiceren, alle informatie tot zich nemen. Zij zien de wereld als een ensemble dat wordt samengesteld uit alle mogelijke hoeken en gaten. Ze zijn de eerste echte grenzeloze generatie. Dat maakt ze activistischer.’
Generatie Z als de nieuwe flower power-generatie?
‘There you go.’
Daar wilde ik het graag met u over hebben. Kinderen vormen een belangrijke hoeksteen in uw persoonlijke opvattingen. U richtte het Dallaire Institute op, met als belangrijkste doel om het gebruik van kindsoldaten te voorkomen. Waarom die focus op de jeugd?
‘De jeugd heeft alle macht in handen. Neem Canada: jongeren zijn hier goed voor zo’n 2,9 miljoen stemmen. Dat betekent dat ze de machtsbalans kunnen verschuiven als ze zich zouden verenigen. Zij kunnen bepalen welke kant het land en de wereld opgaan. Bovendien hebben ze alle energie om hervormingen of zelfs revoluties te bewerkstelligen. Ze durven risico’s te nemen, omdat ze geen risico’s zien. Het enige wat ze moeten doen, is zich realiseren hoeveel potentieel ze in handen hebben. Dat zien ze gelukkig steeds meer, blijkt bijvoorbeeld uit de protesten tegen klimaatverandering.’
In 1997 was u een van de eerste hoge bevelhebbers die openlijk aangaf dat u aan een posttraumatische stressstoornis lijdt. Ook in uw oratie zult u hier openlijk over vertellen, zelfs over de keren dat u probeerde een eind aan uw leven te maken. Waarom was het van belang dat een hoge officier zich uitsprak?
‘Als een soldaat PTSS oploopt, is dat iets significants. Toch is de zorg voor deze getraumatiseerde soldaten lange tijd ondermaats geweest. We geven peanuts uit aan de gezondheid van onze veteranen, zeker als je het vergelijkt met de enorme bedragen die we uitgeven aan legermaterieel. Het was van belang dat ik, een tweesterrengeneraal, me uitsprak om deze gang van zaken te doorbreken. Ik hield mijn collega’s voor dat het hoge zelfmoordcijfer onder soldaten een direct gevolg was van hun deelname aan buitenlandse missies. Dat heeft veel mensen boos gemaakt, maar ook bewustzijn gekweekt. En nog belangrijker: het was mijn verantwoordelijkheid.’
'De liefde van mijn vrouw heeft ervoor gezorgd dat ik er nog ben'
De genocide in Rwanda is inmiddels 26 jaar geleden. Mag ik vragen: in hoeverre is het in de tussentijd gelukt om enigszins van uw trauma te herstellen?
‘Aan een fysiek trauma kun je werken, en daar kun je volledig van herstellen. Maar ik heb moorden gezien, meisjes en jongens die verkracht waren. Daardoor lijd ik aan een moreel trauma, en dat is ontzettend diepgaand. Zoiets kun je niet genezen, dat kun je enkel onder controle krijgen. Dat is me gelukt dankzij psychologen, psychiaters en negen pillen per dag.
‘Twee dingen hebben me overeind gehouden: de steun van lotgenoten, en de liefde van mijn huidige vrouw. Zij stond altijd voor me klaar, ook in mijn donkerste momenten. Haar liefde is de dominante kracht die ervoor heeft gezorgd dat ik er nu nog ben.’
Tekst: Merijn van Nuland
‘Dallaire haalde het stigma op PTSS grotendeels weg’
Generaal Dallaire werd door LUMC-hoogleraar Eric Vermetten voorgedragen voor de Cleveringa-leerstoel. Vermetten ontwikkelt innovaties in de zorg om de impact van oorlogstrauma en PTSS bij veteranen en andere geüniformeerden te verminderen. Zo werkt hij bijvoorbeeld met immersieve (zelf ervaren) methoden als virtual reality-therapie en het middel MDMA, het psychotherapeutisch proces bij trauma kan worden verdiept. ‘Toen mij door de decaan van het LUMC werd gevraagd wie ik zou willen voordragen, stak daar één persoon met kop en schouders bovenuit. De boodschap van generaal Daillaire past erg goed in het gedachtegoed van deze leerstoel. En doordat hij openlijk voor de stoornis uitkwam, haalde dat in Canada het stigma op PTSS grotendeels weg. Dit heeft enorm bijgedragen aan de erkenning en acceptatie van de impact van oorlogstrauma’s.’