In memoriam: Leendert Couprie (1938-2020)
Een markant voormalig docent kunstgeschiedenis overleed op 8 november jongstleden: Leendert D. Couprie. Niet minder dan 35 jaren (van 1964 tot 1999) was hij als docent en onderzoeker werkzaam aan de Leidse universiteit, aanvankelijk in het ‘Prentenkabinet/Kunsthistorisch Instituut’ aan de Kloksteeg, later in de nieuwe behuizing aan de Doelensteeg. Zijn naam zal vooral verbonden blijven aan het internationaal betekenisvolle ‘Iconclass’-project.
Leendert Dirk Couprie (L.D., niet te verwarren met zijn broer D.L., die als filosoof en bestuurder ook jarenlang aan de Leidse universiteit verbonden was) werd geboren op 1 december 1938 in Den Haag. Zijn vader was bibliothecaris. Het protestantse gezin telde vier zonen en een dochter. Leendert doorliep het ’s-Gravenhaags Christelijk Gymnasium (Sorghvliet), daarna volgde een studie kunstgeschiedenis in Leiden. Net als zijn broers Piet en (later) Dirk werd hij in Leiden lid van het vermaarde Letterendispuut Sodalicium Literis Sacrum. Toonaangevend bij de studie was vooral Henri van de Waal, die, alhoewel van origine neerlandicus, sinds 1946 als eerste Leidse hoogleraar kunstgeschiedenis werkzaam was. Couprie werd diens assistent, en zou nadien de taak op zich nemen om het door Van de Waal opgestarte reusachtige Iconclass-project, met ondersteuning van andere onderzoekers, verder uit te werken en te voltooien (boekpublicaties 1973-1985, gevolgd door digitale edities en applicaties). Het systeem, dat tienduizenden uitgebeelde en uitbeeldbare onderwerpen in codes heeft geclassificeerd, biedt handvatten voor iconografisch, iconologisch en ander onderzoek.
Kennis overdragen
Van het schrijven van een proefschrift zou het, ondanks een aanzet, nooit komen. ‘Als men vindt dat ik een doctorsgraad moet hebben om aan de universiteit te werken, dan moet men me die maar geven op basis van al mijn werk voor het Iconclasssysteem’, zo vertelde hij me ooit. Maar liever dan specialistisch onderzoek doen, was hem tijdens zijn universiteitsjaren het doceren aan studenten, wat hem gelegenheid gaf zijn brede kennis van de kunstgeschiedenis over te dragen: kunstinitiaties in musea, begeleiding op studiereizen naar (vooral) Florence, en hoorcolleges in met name het vak iconografie. Die hoorcolleges betekenden voor hem niet zozeer het in grote vaart doorgeven van weetjes; zijn voorkeur ging uit naar bespiegelingen naar aanleiding van vertoonde afbeeldingen (lange tijd dia’s), die liefst al improviserend werden geformuleerd. Wie een vlotte spreker verkoos, was bij Couprie aan het verkeerde adres. Men moest geduld hebben, hij deinsde niet terug voor het regelmatig tot driemaal toe opnieuw beginnen aan een lange zin die hem na drie of vier bijzinnen toch niet dichter bij het beoogde doel leek te brengen, en die hij dan afbrak met de woorden: ‘Nee, ik moet opnieuw beginnen.’ Wie hem rustig bleef volgen, werd verrijkt met nieuwe inzichten die tastend ontstonden.
Begenadigd schrijver
Naast een originele spreker was Couprie ook een begenadigd schrijver van heldere artikelen over kunst voor een breder publiek, met een aangename verteltoon, waarvan er vele zouden verschijnen in NRC Handelsblad, het Leidsch Dagblad en ook Hollands Maandblad (waarin hij zelfs een paar gedichtjes over schilders publiceerde). In dit Hollands Maandblad recenseerde hij in 1977 zeer uitvoerig de nieuwe collectiecatalogus van het Rijksmuseum, die hij een ‘stuiptrekking’ noemde, ‘zonde van alle tijd en moeite’, met name omdat men verzuimd had om bij het systematisch ordenen van het vele materiaal zich te bedienen van de nieuwste computertechnieken. Die laatste waren voor Couprie vanaf het begin aantrekkelijk, en hij bleek er opmerkelijk grote handigheid in te hebben. Genoemd kunnen hier ook nog worden Coupries medewerking aan een Nederlandse, bewerkte, uitgave van ‘Hall’s iconografisch handboek’, en aan het inventariseren van thema’s op historische iconen.
Eigenzinnige manier van werken
Van diepergaand kunsthistorisch onderzoek zou het vooral komen na Coupries pensionering in 1999. Sindsdien ontstond een reeks studies over schilderstukken van Rafaël, Perugino, Rembrandt en anderen waarin hij met mathematische precisie (‘wiskunde is helemaal niet zo moeilijk’, vond hij) perspectivische constructies die ten grondslag lagen aan de betreffende schilderingen, reconstrueerde en op ingenieuze wijze analyseerde. Genadeloos rekende hij daarbij af met diverse eerdere analyses die aantoonbaar slordig onderbouwd bleken. Couprie publiceerde deze vernieuwende (Engelstalige) artikelen op het door hem graag geprezen Academia.edu, maar ze verdienen zeker ooit ook bundeling in boekvorm. Dat de talloze noten door hem niet traditiegetrouw onderaan de pagina’s, dan wel naast of aan het eind van de tekst werden geplaatst, maar binnen de lopende tekst (‘dat is wel zo handig voor de lezer’, vond hij) kan als kenmerkend worden gezien voor zijn soms eigenzinnige manier van werken.
Leendert Couprie was getrouwd met Dirkje van Buuren, met wie hij twee dochters kreeg (Willemijn en Klaartje); vier kleinkinderen volgden. Na het overlijden van zijn vrouw in 2000 volgde nog een korte huwelijksperiode met Desiree Stahlecker. Couprie woonde sinds zijn studie in Leiden, later in Oegstgeest, en overleed uiteindelijk, nog helder van geest (‘Ik ben nieuwsgierig naar wat er hierna volgt’), in verpleeg- en behandelcentrum Overrhyn te Leiden.
Door Antoon Erftemeijer (1954; oud-student van, later bevriend met, L.D. Couprie)
Headerfoto door Wim Riemens: ‘Forum Discussie’; Andreas Oosthoek, Leendert Couprie, Karel Geirlandt, Hein van Haren, Jan Hoet, Eric Schutijzer and Marinus Boezem. 14.09.1984