‘Betrek de plaatselijke gemeenschap bij de archeologie’
Plaatselijke zienswijzen en kennis worden vaak niet meegenomen in archeologische methoden bij het onderzoeken van een vindplaats, zegt promovenda Tomomi Fushiya. Ze doet daarom aanbevelingen voor een andere werkwijze. Promotie op 2 december.
Tomomi Fushiya’s conclusies liegen er niet om: dikwijls wordt het hedendaagse archeologische veldwerk beïnvloed door ‘top-down machtsstructuren en vervreemding tussen onderzoekers en de lokale bevolking.’ Deze structuren vinden hun oorsprong in het koloniale verleden, toen het westerse archeologen en koloniale overheden waren die archeologische vindplaatsen onderzochten. Plaatselijke gemeenschappen werden alleen ingezet als bron van arbeidskrachten. ‘Het verhaal van deze inheemse arbeidskrachten en hun band met een bepaalde plek, werd nooit gehoord’, vertelt Fushiya.
Verblijfplaats van voorvaderen
Fushiya stelde een case study samen voor haar promotieonderzoek toen ze naar Noord-Soedan reisde. Daar was ze belast met het behoud en de presentatie van Amara West, plaatselijk bekend als Abkanisa. Rond 1300 voor Christus was dit een administratieve stad van de Egyptische farao, en de vindplaats werd door de duale koloniale regering van Egypte en het Verenigd Koninkrijk ook als zodanig behandeld. Wat tientallen jaren niet werd gezien, is het feit dat de Nubische gemeenschap in het gebied de stad als een vroegere verblijfplaats van hun voorvaderen beschouwt. De Nubische gemeenschappen die nu in het gebied wonen, voelen dus nog steeds een sterke band met Abkanisa. En al te vaak zagen zij hoe er voorwerpen van deze vindplaats in vrachtwagens werden geladen, zonder dat ze wisten wat er met deze artefacten ging gebeuren.
Liefdesgeschiedenis
Fushiya’s expertise is het integreren van plaatselijke gemeenschappen en archeologische activiteiten. Naast het opzetten van een integratieprogramma voor de plaatselijke gemeenschap, besloot Fushiya daarom ook om leden van de Nubische gemeenschap te interviewen over Abkanisa. Ze deed dat nadat ze in gesprek was geraakt met Nubiërs die werkzaam waren op de vindplaats. Via de interviews kwam ze meer te weten over de band tussen de huidige Nubische gemeenschap en Abkanisa. Ze hoorde onder meer over een liefdesgeschiedenis die symbool staat voor de relatie tussen de mensen die ooit in Abkanisa woonden, en de Nubiërs die nu aan de andere kant van de rivier wonen (Abkanisa ligt tegenwoordig middenin de woestijn). De Nubiërs vertelden haar ook over een (in legendes genoemde) tunnel tussen Abkanisa en de plek waar de Nubiërs nu wonen. Ze lieten Fushiya zelfs de plek zien waar de ingang van de tunnel geweest moet zijn.
‘Bouw wederzijds vertrouwen op’
Haar proefschrift mag dan een case study zijn, het probleem geldt in algemeenheid voor de moderne archeologie. Fushiya draagt twee mogelijke oplossingen aan. ‘Ten eerste zou het betrekken van plaatselijke gemeenschappen, bij onderzoek naar een archeologische vindplaats, standaard moeten worden. Zet een programma op om plaatselijke gemeenschappen te betrekken, werk samen met leden van een plaatselijke gemeenschap. Ten tweede zouden archeologen bewuster moeten worden van de plaatselijke gemeenschappen en het sociale aspect van archeologie. Vraag een gemeenschap niet alleen om arbeidskrachten, maar ontwikkel een relatie met hen, bouw wederzijds vertrouwen op.’
Fushiya werkt inmiddels aan twee nieuwe archeologische projecten in Soedan. Hierbij probeert ze om haar eigen conclusies in de praktijk te brengen. ‘Archeologie gaat niet over het verleden, het werk vindt plaats in het nu’, besluit ze. ‘Daarom moeten archeologen hun werk in een huidige context beschouwen en een actievere sociale rol spelen.’
Tekst: Jan Joost Aten
Beeld: British Museum Amara West