Onderwaterherrie verstoort de relatie tussen zeedieren. Maar hoe erg precies?
Menselijke activiteit op zee maakt een flinke herrie. Hoeveel last hebben zeedieren daar eigenlijk van? Promovenda Annebelle Kok onderzocht het voor bruinvissen, grienden en hun prooien, en ontdekte hoe complex het probleem werkelijk is. Promotie op 12 november.
De zee is allang niet meer uitsluitend het domein van vissen, krabbetjes en dolfijnen. Op veel plekken onder de zeespiegel hoor je namelijk continu het dreunen van zeeschepen, het geklop van heipalen voor nieuwe windmolenparken en de luide knallen van seismisch onderzoek naar olievoorraden. De menselijke invloed is dus in alles merkbaar, en vooral hoorbaar.
Bioloog Annebelle Kok onderzocht voor haar proefschrift wat voor invloed al dat menselijke lawaai heeft op verschillende zeezoogdieren en hun prooien. Verandert het jaag- en vluchtgedrag van deze roofdieren en hun prooien onder invloed van al die herrie? En zo ja, kan dit er onbedoeld voor zorgen dat het ecosysteem uit balans raakt, met als meest desastreuze uitkomst dat diersoorten daardoor uitsterven?
Op veel plekken onder de zeespiegel hoor je continu het dreunen van zeeschepen, het geklop van heipalen voor nieuwe windmolenparken en de luide knallen van seismisch onderzoek
Daarvoor moet je allereerst weten dat grienden, bruinvissen en andere kleine tandwalvissen gebruik maken van geluid om onder water te kunnen ‘zien’. Ze communiceren er onderling mee, bijvoorbeeld om een partner te lokken of een concurrent te verjagen. Maar minstens zo belangrijk: ze gebruiken geluid om hun prooi te vinden. Zo slokt een beetje bruinvis al gauw 500 vissen per uur op, allemaal gevonden met behulp van zijn voortreffelijke echolocatie.
Het antwoord op Koks onderzoeksvragen is genuanceerd. Sommige interacties tussen jager en prooi lijken inderdaad te veranderen door achtergrondgeluid. Zo reageren grondels – de lievelingssnack van de bruinvis – veel minder alert op een bedreiging als er veel achtergrondgeluid is. Kok en haar collega’s ontdekten het toen ze een neproofdier door het Grevelingenmeer sleepten (zie video hieronder). Dat zou kunnen betekenen dat grondels in drukke gebieden een gemakkelijkere prooi zijn voor bruinvissen dan hun soortgenoten die in relatief rustig water leven.
Onderzoek naar grondels in het Grevelingenmeer
Vanwege de gekozen cookie-instellingen kunnen we deze video hier niet tonen.
Bekijk de video op de oorspronkelijke website ofOok grienden gedragen zich anders in drukke gebieden. De supersociale dolfijnachtigen communiceren met elkaar door te piepen, fluiten en zoemen. Uit data van zenders blijkt dat grienden in rumoerige gebieden hardere geluiden maken om boven het lawaai uit te komen, maar dat ze elkaar desondanks minder vaak kunnen horen. Het is alsof je een goed gesprek probeert te voeren op de dansvloer van een discotheek: zelfs als je gesprekspartner heel hard roept, vang je vaak maar de helft van de woorden op.
'Het is duidelijk dat de relatie tussen diersoorten verandert. Maar dat werkt niet voor ieder dier nadelig.'
Bij bruinvissen in gevangenschap bleek de verstoring door geluid echter geen zichtbare impact te hebben op hun jaaggedrag. Kok onderzocht het door “balletje-balletje” te spelen met deze intelligente zeezoogdieren. Ze verstopte aas op verschillende plekken in het bassin, waarna de bruinvissen razendsnel op zoek gingen naar dat lekkere hapje. Ook met stevig geluid op de achtergrond wisten de dieren het aas snel te vinden, schijnbaar zonder dat de herrie hun echolocatie verstoorde.
Maar wat zegt dit alles nu over de verstoring van het ecosysteem onder water? ‘Het is duidelijk dat de relatie tussen diersoorten verandert,’ zegt Kok. ‘Maar dat werkt niet voor ieder dier nadelig. Een trage grondel is immers een cadeautje voor een bruinvis, dus de bruinvissenpopulatie zou er wel eens door kunnen gedijen. Het zou dus kunnen dat menselijke verstoring in dit geval slecht uitpakt voor de prooi, maar goed voor het roofdier. We zullen echter nog meer onderzoek moeten doen om definitief te bepalen wat dit doet met een volledig ecosysteem.’
De hoofdrolspelers uit het onderzoek
De bruinvis (Phocoena phocoena) is de meest voorkomende walvissoort in de Noordzee. Het dier heeft een lengte van maximaal 1,80 m en een gewicht van maximaal 60 kilogram. Bruinvissen eten met name vissen, pijlinktvissen en garnalen.
De griend (Globicephala melas of G. melaena) is – net als de bruinvis – een zoogdier uit de onderorde der tandwalvissen. Een griend kan tot 8,5 meter lang worden, en is daarmee de grootste dolfijnachtige na de orka. De griend wordt af en toe in Nederlandse wateren waargenomen.
Grondels vormen een familie van vissen uit de orde van baarsachtigen (Perciformes). Grondels zijn als exoten naar de Nederlandse wateren gekomen. Veel grondels hebben een zuignap op de buik waarmee ze zich vast kunnen zetten aan de zeebodem.