‘Chirurgen en roeiers hebben veel gemeen’
Roeier Boudewijn Röell (31) heeft al olympisch eremetaal maar hoopt in Tokio nog één keer te kunnen schitteren. ‘Je moet er wel een keer een punt achter kunnen zetten.’ Makkelijker gezegd dan gedaan, in tijden van corona.
Dit artikel verscheen eerder in ons alumnimagazine Leidraad
In 2012 zat geneeskundestudent Boudewijn Röell nog in het ‘onder 23-team’, om vlak daarna, op zijn 24ste, zijn studie weer op te pakken: ‘Ik liet het sporten toen even volledig los. In de maanden erna werd ik snel behoorlijk chubby, ik at bijna alleen nog maar kapsalonnetjes, haha. Ik werd wakker toen een vriend me een schop onder m’n achterste gaf, en ging in training om te kunnen skydiven. In twee maanden werkte ik er 13 kilo af, tot ik 97 kilo woog. Mijn oude coach vroeg me op dat moment of ik zin had in een skiffwedstrijd. Tot m’n verbazing werd ik vanuit het niets tweede; het begin van mijn tweede roeicarrière.’
Hij verruilde woonplaats Leiden voor Amsterdam, om dicht bij de Bosbaan te wonen, en kreeg de ruimte van zijn decaan om topsport en studie te combineren. In de ‘acht met stuurman’ won Boudewijn drie keer op rij brons: op de Europese kampioenschappen van Sevilla in 2013, op de Wereldkampioenschappen in Frankrijk in 2015 en met de Holland Acht op de Spelen in Rio in 2016
Opnieuw besloot de roeier na dit hoogtepunt zijn studie Geneeskunde voorop te zetten. Dit keer met zijn relatief hoge leeftijd als reden. ‘Na Rio schatte ik mijn kansen voor de Olympische Spelen in Tokio niet al te hoog in. Dan zou ik tenslotte al 31 jaar zijn. De jonkies stonden klaar om hun plek op te eisen. Daarbij kwam dat mijn motivatie ook wat slijtage vertoonde. Mijn vrienden gingen door met hun leven; ze kregen banen, relaties, gingen samenwonen. Ik zag dat de sport lekker ging, en ik woonde samen met mijn toenmalige vriendin, maar mijn studie bleef achter. Bovendien, in 2013 was ik met mijn roeiersloon de eerste van hen met een aardig salaris, maar in 2016 lagen de verhoudingen wel anders.’
In 2016 nam hij daarom gas terug, zonder het roeien helemaal op te geven. ‘Ik zocht bewust naar een balans, wilde oog houden voor andere belangrijke zaken in het leven.’ Zijn straffe schema van vijftien keer per week trainen verruilde hij voor dagelijkse trainingen op de Bosbaan tussen zeven en acht uur ’s avonds, als hij weer een dag coschappen chirurgie in Gouda achter de rug had. In 2018 keerde hij terug naar Leiden.
Steeds sterker
Tijd voor een sociaal leven had hij nog steeds nauwelijks. ‘Topsporters hebben jaren dat ze niet dronken worden. Na ieder feestje moet je gewoon weer vroeg je bed in. Ook vakanties zijn zeldzaam; eind 2017 ging ik voor het eerst in anderhalf jaar weer eens op pad.’ Ook al was Tokio niet zijn directe doel, de sportieve honger naar deze Spelen bleef knagen. ‘In feite volgt iedere toproeier een vierjarencyclus. Als je geselecteerd wordt, stop je niet vlak voor de Spelen.’ Tijdens de selectie bleek hij opnieuw sterk genoeg voor de Acht, maar coach Mark Emke plaatste hem in de Vier.
‘Ik word nog steeds sterker’, voelt hij. ‘Misschien iets minder explosief dan vroeger, maar juist die explosiviteit moest ik altijd al een beetje afremmen.’ Roeien is een loodzware sport, er komt veel kracht bij kijken. De boomlange Boudewijn tilt regelmatig 220 kilo. ‘En ik ben niet de enige in mijn team, we hebben de sterkste Vier ooit.’ Roeiers doen het allemaal voor de sport en de prestatie, zegt hij, niet voor de status of het geld. ‘Een seizoen telt vijf, zes belangrijke wedstrijden van zes minuten. Daarvoor leg je je verdere leven plat.’ Het is ook een eerlijke sport: degene die het hardste werkt, bereikt het meest. ‘En dat past bij me, want ik wil altijd de beste versie van mezelf zijn, bij alles wat ik doe. En ik ben ook behoorlijk competitief, maak van iedere handeling een wedstrijdje.’ Hij noemt een voorbeeld: ‘Op trainingskamp ging ik regelmatig hardlopend in plaats van met de gondel de berg op. Dat begon als een extraatje, maar op een gegeven moment gingen andere teamleden dat ook doen, en maakten we er wedstrijdjes op Strava van. In anderhalf uur naar boven met een hartslag van 180.’ Inmiddels is het een regelmatig onderdeel van de training.’ Zo wisselt hij anekdotes af met persoonlijke bespiegelingen, enthousiast, zonder een zweem van grootspraak.
Boudewijn Röell is een makkelijke prater, die ontvlamt in lyriek als het over zijn sport gaat. Hij doet met zijn hele lichaam de relatief trage, gecontroleerde bewegingen van de roeislag voor, beklemtoont dat die ultieme precisie vergt, in harmonie met het slagritme van de anderen in de boot. Als alles goed gaat, denkt hij daar in de wedstrijd trouwens geen moment aan, dan gaat alles vanzelf. Na de eerste slagen raken de roeiers in hun flow, met het gevoel dat de boot door het water snijdt zonder kracht te zetten. Pas na de finish beseffen ze hoe uitputtend de achterliggende kilometers zijn geweest. ‘Gek genoeg komt dan ook het bewustzijn dat je dit samen hebt gedaan. Tijdens de wedstrijd zelf ben je volledig op jezelf gefocust, denk je nergens anders aan. Die verstilling van je gedachten, je malende hoofd even kunnen uitzetten, helemaal opgaan in je krachtsinspanning, dat is zo ontzettend vet.’
Geen ambitieuze sporters
Het klinkt alsof er nauwelijks strategie aan te pas komt, maar schijn bedriegt: ‘Je bepaalt vooraf: een explosieve start of juist een gecontroleerde opbouw. Soms loopt het anders, dan ga je gelijk al zo hard dat je direct op voorsprong komt en uitloopt. Zonder overleg laten we de eerdere strategie dan los. Het mooie is dat je altijd zicht houdt op je achterliggers, geen enkele andere sport kent dat. Als je voorop ligt en uitloopt, motiveert dat enorm, maar het uitzicht is een stuk minder als achterliggers snel inlopen, en heel eenzaam als je al vanaf het begin achterligt. Je ziet niet of je het goed doet.’
Dat Boudewijn in 2006 voor Leiden koos, lag voor de hand. Zijn zus studeerde er psychologie en hij wilde niet te ver van zijn ouderlijk huis in Den Haag studeren. Boudewijn had nog nooit geroeid, maar was wel een fanatiek sporter geweest. ‘Mijn vader was marineofficier en werkte daarna voor het Koninklijk Huis, mijn moeder was HR-manager. En ook al maken mijn vader en ik nog steeds stevige wandelingen in de Zwitserse bergen, mijn ouders zijn geen ambitieuze sporters. En mijn oudoom die roeitrainer was, kende ik nauwelijks. Het heeft dus simpelweg in mezelf gezeten.’ Het startschot van zijn roeicarrière klonk in zijn eerste jaar op Quintus. ‘Een dispuutsgenoot stelde voor met een paar vrienden te gaan roeien bij Asopos de Vliet. We wonnen met onze acht zo ongeveer niets, maar het was wel beregezellig. Die mannen zijn nog steeds mijn beste vrienden.’ Boudewijn wilde echter meer en zijn talent was gezien. Hij kwam in de Heren Acht, maakte in 2007 de overstap naar nationaal niveau en deed in 2010 en 2011 met de acht mee aan de WK onder de 23.
Biografie
- 12 mei 1989 Geboren in Leidschendam, als zoon van ir. W.F.A. baron Röell, voormalig adjudant van koningin Beatrix
- begon in 2006 aan Geneeskunde in Leiden
- was lid van Quintus en Asopos de Vliet
- brons op de Europese Kampioenschappen van 2013
- brons op de Wereldkampioenschappen in 2015
- brons in de Holland Acht op de Olympische Spelen van 2016
Op de tiende graad
Van zijn decaan kreeg hij – naarmate de successen groter werden – steeds meer ruimte voor de sport. Sinds 2017 weet hij dat zijn toekomst na het roeien in de chirurgie ligt. Omdat de ‘snijders’ het vooral moeten hebben van hun fijne motoriek, zou je dat niet verwachten van een stevige roeier. ‘Toch wel’, zegt Boudewijn. ‘In fijnafstemming ligt de sleutel tot succes van roeiers. De riem van drie meter zeventig heeft een hefboom op 1,15 meter. Op de tiende graad stellen we de hoeken van de dollen af om die overdracht perfect te krijgen, echt heel pietluttig werk. En toen we laatst met nieuwe carbon riemen roeiden, bleek dat we er ondanks alle mooie metingen niet goed mee uit de voeten konden. Het voelde gewoon niet fijn, en dat lieten we uitzoeken. Hieruit kwam naar voren dat de bladen zodra ze onder water kwamen, onder de hoge druk een paar millimeter vervormden. Dat voel je dus haarfijn aan. Ik denk dat dat precieze, dat streven naar perfectie, ook de chirurg kenmerkt. En daar komt bij dat je ook bij een medische ingreep in een flow terechtkomt waarbij je aan niets anders denkt dan wat zich onder je handen bevindt.’
Dat zijn roeicarrière hem ook op andere manieren helpt om een goed chirurg te worden, daar twijfelt hij niet aan. ‘Ik heb leren presteren onder druk, leef gezond en heb mijn zenuwen onder controle. Roeiers nemen ook altijd de verantwoordelijkheid voor hun eigen daden. Ook dat past bij een chirurg.’ En tijdens zijn coschappen heeft hij gezien dat chirurgen zich niet gek laten maken, net als roeiers.
Toen kwam de lockdown
Begin dit jaar was Boudewijn hard op weg naar zijn laatste sportprestatie op het wereldtoneel, om daarna zijn studie af te ronden. En toen kwam de lockdown. Roeien kon niet meer en de Spelen werden uitgesteld. Dus daar zat hij met zijn strakke plan, gevangen in zijn huis aan de Herenstraat. ‘Ik moet zeggen dat ik er een maand flink van heb gebaald. Ik wist – en weet – dat ik uit het Olympisch Team gezet kan worden als ik mijn coschappen vóór de Spelen doe. Ik ben nu dus in gesprek met de decaan om te kijken of ik die coschappen tot na de Spelen van 2021 kan uitstellen.’
De roeier verzeilde niet in lamlendig bingewatchen of online gamen. ‘Ik zat veel op de fiets – het was prachtig weer – en kreeg een ergometer van Asopos mee. Samen met een vriend heb ik nog flink kunnen trainen. En ineens kreeg ik de tijd voor geintjes die ik altijd al had willen leren, zoals opdrukken in vrije handstand.’ Zonder veel aanmoediging geeft hij een demonstratie naast zijn stoel. Een minuut lang gaat het interview op z’n kop door, terwijl hij zich rechtstandig op zijn handen opdrukt.’ Je weet: hier staat een toekomstig chirurg; weinig houdt Boudewijn Röell tegen als hij ergens zijn zinnen op heeft gezet.
Tekst: Fred Hermsen
Foto's: Frank Ruiter/Leidraad