Universiteit Leiden

nl en
Roel Wijnants / Flickr / CC / by-nc

Groepsgeweld: collectieve én individuele aangelegenheid

Het uit de hand gelopen Project X in Haren, hooligans die afspreken om te vechten en de strandrellen in Hoek van Holland: groepsgeweld duikt steeds weer op in het nieuws. Zijn de deelnemers doorgewinterde criminelen of niet? En welke eigenschappen zijn kenmerkend voor groepsgeweldplegers? Promotie op 29 september 2020.

De oorsprong van het onderzoek is te herleiden naar 2009, vertelt promovendus Tom van Ham. 'In dat jaar vonden er rellen plaats in Hoek van Holland, bij het evenement Veronica Sunset Grooves. Via mijn toenmalige werkgever was ik betrokken bij een reconstructie en verdachtenanalyse van deze rel, en is mijn interesse voor het onderwerp geboren. Daar komt bij dat ik van oorsprong criminoloog en neuropsycholoog ben, disciplines waarbinnen ook aandacht is voor individuele kenmerken die daderschap kunnen beïnvloeden.' In wetenschappelijk onderzoek naar collectief geweld ligt de focus echter met name op de context waarin groepsgeweld plaatsvindt. Vanuit het dominante sociale identiteitsmodel wordt gesteld dat niet de eigen individuele doelen en verlangens, maar de belangen van en groepsnormen binnen de groep bepalend zijn voor het gedrag van mensen in een menigte; persoonskenmerken spelen in deze theorie geen rol van betekenis. Met de bevindingen in dit proefschrift betoogt Van Ham echter dat individuele kenmerken niet zonder meer terzijde geschoven kunnen worden.

Ómslagontwerp: Huub van Stijn

Het onderwerp is bijzonder actueel, zegt de onderzoeker. 'Zo waren recent in Duitsland nog confrontaties tussen aanhangers van verschillende voetbalclubs. Demonstraties die uit de hand lopen en rellen in verschillende Nederlandse steden in de afgelopen zomermaanden staan nog scherp op het netvlies. De media-aandacht, de massale politie-inzet en de maatschappelijke verontwaardiging en schade laten zien dat aandacht voor groepsgeweld en de openbare orde zeer relevant is.'

ADHD

Het proefschrift bestaat uit vier internationaal gepubliceerde deelonderzoeken. In de eerste studie is van een groep van meer dan 400 groepsgeweldplegers de criminele carrière tot aan hun betrokkenheid bij groepsgeweld in beeld gebracht. Deze steekproef bestond uit personen die de politie had aangehouden vanwege hun deelname aan groepsgeweld of personen die in een landelijke hooligandatabase geregistreerd stonden. In het tweede onderzoek van dit proefschrift is onderzocht of gedrags- en psychologische kenmerken verband houden met een verhoogd risico op herhaald daderschap van groepsgeweld in een periode van vier tot vijf jaar. 'Daarbij is gekeken naar kenmerken waarvan bekend is dat zij samen kunnen hangen met het plegen van geweld: ADHD, antisociale persoonlijkheidsstoornis, impulsiviteit, sensatiezoekend gedrag en emotieregulatieproblemen. De mate waarin deze kenmerken aanwezig waren binnen de onderzoeksgroep uit de eerste kwantitatieve studie werd herleid uit politiedata, data van de drie Reclasseringsorganisaties (3RO) en Pro Justitia-rapportages die waren opgesteld door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP).'

De eerste twee (kwantitatieve) studies laten zien dat een klein deel van de groepsgeweldplegers (13 procent) kan worden getypeerd als ‘vroeg-startende hoogfrequente dader’. Zij zijn veelvuldig betrokken bij gewelddadige incidenten in het algemeen en ernstige geweldsdelicten in het bijzonder, zowel alleen als in groepsverband. Recidivisten van groepsgeweld zijn – vergeleken met niet-recidivisten – bovendien jonger ten tijde van het eerste geregistreerde delict, hebben een langere criminele historie en lijden vaker aan ADHD. De conclusie vanuit deze onderzoeken luidt dan ook dat er meerdere types groepsgeweldplegers zijn, waarvoor de achterliggende oorzaken voor hun betrokkenheid bij groepsgeweld verschillen.

Vechtafspraken

De derde en de vierde studie brachten in beeld of de bijdrage van contextuele en individuele factoren voor reactieve en proactieve vormen van groepsgeweld uiteenliep. Zo is een casestudy gemaakt van een spontane grootschalige ordeverstoring die bekend is geworden als Project X Haren, gebaseerd op interviews met professionals en bij het evenement aanwezige burgers en data van de 108 aangehouden verdachten (criminele carrière- en gedragskenmerken). De vierde studie ging – vanwege het wezenlijk andere karakter in vergelijking met een 'spontane' rel – nader in op wederzijds afgestemde vechtpartijen ('vechtafspraken') tussen hooligangroeperingen. Daarbij werd onder meer op criminele geschiedenis en gedragskenmerken een vergelijking gemaakt met personen die bij spontane rellen aangehouden waren. Daarnaast is ook aandacht besteed aan de context waarin dit groepsgeweld zich manifesteert. Zo is in de Project X-studie een gedetailleerde reconstructie gemaakt en wordt ook uitgebreid stilgestaan bij andere factoren die van invloed zijn op het deelnemen aan vechtafspraken.

De onderzoeksbevindingen kunnen bijdragen aan vroegsignalering van notoire groepsgeweldplegers.

De conclusies van de laatste twee onderzoeken sluiten goed aan op de belangrijkste uitkomsten van de eerste twee studies. De eerste casestudy liet namelijk zien dat daders met name mannelijke adolescenten zonder banden met hooligangroepen of een aanmerkelijke criminele voorgeschiedenis waren. De opbouw richting de rel was voor een groot deel van de aanwezigen een reden om te vertrekken. Bovendien nam minder dan tien procent van de aanwezigen daadwerkelijk deel aan het geweld. Deze bevindingen impliceren dat selectieprocessen bijgedragen kunnen hebben aan het collectieve geweld dat volgde. In het bijzonder kwam ADHD daarbij als een mogelijk relevant individueel kenmerk naar voren, in ieder geval voor een klein deel van de betrokkenen. De uitkomsten van de tweede kwalitatieve studie (vechtafspraken) lieten zien dat de onderliggende normen en waarden van een subcultuur die waarde toekent aan gewelddadig gedrag bijdragen aan het deelnemen aan deze vorm van groepsgeweld. Daderkenmerken – in het bijzonder een lange en uitgebreide criminele geschiedenis – waren onder deelnemers aanwezig. Daarmee suggereren ook de bevindingen van deze studie een zekere mate van ‘selectie’. Dit impliceert wederom dat daderkenmerken zinvol kunnen zijn om groepsgeweld en de betrokkenheid van personen daarbij te verklaren.

Tot op heden is slechts in beperkte mate gekeken naar de rol van individuele kenmerken, vanuit de gedachte dat dit onvoldoende recht doet aan de context waarin groepsgeweld zich manifesteert, stelt de onderzoeker. 'Bij het verklaren van groepsgeweld zou aandacht moeten zijn voor zowel de onderlinge verhoudingen tussen de ‘eigen’ en andere groepen als de geldende ‘mores’ binnen specifieke dadergroepen (zoals hooligans) én individuele kenmerken. Aandacht voor individuele factoren is dus geenszins een oproep om contextuele factoren geheel buiten beschouwing te laten. De onderzoeksbevindingen kunnen bijdragen aan vroegsignalering van notoire groepsgeweldplegers. Ook impliceren de bevindingen dat aandacht voor individuele kenmerken – wat er tot op heden weinig is – een beter beeld kunnen geven van de onderliggende oorzaken van iemands betrokkenheid bij groepsgeweld, het recidiverisico en de vereiste maatregelen om recidive te voorkomen.'

Promotor prof.dr.mr. A.A.J. Blokland over het onderzoek van Van Ham:

'Het onderwerp van dit proefschrift lijkt actueler dan ooit. De afgelopen tijd hebben verschillende landen te maken gekregen met uit de hand gelopen protesten, plunderingen en publiek geweld. Hoewel de achtergrond van deze incidenten zeer verschillend is - van discriminerend politiegeweld, verzet tegen coronamaatregelen, de tropische temperatuur, tot een oefenduel in het betaald voetbal - is er ook een belangrijke overeenkomst: in alle gevallen lijkt slechts een klein deel van het aanwezige publiek zich daadwerkelijk schuldig te maken aan fysiek geweld tegen goederen of personen.

Geïntrigeerd door deze observatie, richtte Tom zich in zijn proefschrift op de vraag wat de rol is van persoonskenmerken in (het deelnemen aan) publiek geweld. Hij zwemt hiermee tegen de stroom van het gangbare academische onderzoek naar groepsgeweld in, dat verklaringen vooral zoekt op het niveau van de groep en de omstandigheden van het moment. Tom's onderzoek laat echter zien dat persoonskenmerken wel degelijk voorspellend zijn voor de kans dat iemand zich herhaald schuldig maakt aan publiek geweld. Geïnspireerd door levensloop-criminologische inzichten verkent Tom in zijn proefschrift een mogelijke typologie van publiek gewelddaders: waar sommige relschoppers zich laten meevoeren door de groep, lijken anderen het geweld juist bewust op te zoeken. Om de-escalerend op te kunnen treden, of zelfs het geweld voor te zijn, is het van belang dat politie en lokaal bestuur met name die laatste groep en de rol die zij speelt in de dynamiek binnen en tussen groepen betrokken bij geweld goed in beeld krijgt.'

Tekst: Floris van den Driesche
Mail de redactie

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.