Klimaatverandering: tussen hoop en pessimisme
In The Best of Times the Worst of Times beschrijft milieuwetenschapper Paul Behrens zowel hoopvolle als pessimistische scenario’s voor onze toekomst en die van onze planeet. Nu het boek bijna gepubliceerd is, vertelt Behrens over de inhoud en over het schrijfproces.
Wanneer besloot je om dit boek te schrijven?
‘Een paar jaar geleden las ik veel populairwetenschappelijke boeken, omdat ik geïnteresseerd was in de verschillende verhalen over het milieu en onze toekomst waar het publiek mee geconfronteerd werd. Na een tijdje merkte ik dat die boeken vaak een optimistisch of een pessimistisch vooroordeel hadden, en soms zelfs uit het niets een tegenargument geven. Ik dacht: “Wat moeten mensen hier nu precies van vinden?” Als mensen horen dat de wereld gemiddeld genomen beter is dan ooit, terwijl ze net horen over de vele existentiële, ongekende crises die we voor ogen zien… wat kunnen ze daaruit meenemen behalve verwarring, onverschilligheid of vrees? Zo kreeg ik het idee voor dit boek. Ik besloot om vast te houden aan zowel pessimisme als hoop, en te praten over wat dit echt betekent en hoe deze scenario’s eruit zien. Ook besloot ik om na te gaan wat er moet gebeuren vanuit een biologisch en natuurkundig perspectief en wat er moet gebeuren als we willen overleven op de lange termijn.’
Dus het idee van afwisselende hoofdstukken was er vanaf het begin?
‘Ja, dat was het fundamentele idee voor het boek. In mijn achterhoofd heb ik altijd al nagedacht over het schrijven van een populairwetenschappelijk boek, en op een dag realiseerde ik me dat het heel nuttig voor mensen zou kunnen zijn om de twee toekomstige trajecten duidelijk voorgelegd te krijgen, zonder dat ze elkaar afzwakken. Het leek me fascinerend om het zo op te schrijven.’
Nu het boek af is, heb je plezier gehad in het schrijven?
‘Het was het ergste en moeilijkste wat ik ooit heb gedaan! Maar aan de andere kant ook het beste wat ik kon doen, om een aantal redenen. Een grote uitdaging waren de deadlines, en de druk die daarmee gepaard gaat – helemaal als wetenschapper, gefocust op nauwkeurigheid. Het was erg moeilijk te combineren met een fulltime academische baan. Nog een reden waarom het erg lastig was, is dat je heel diep in deze problemen moet kijken. Als je niet heel erg ondergedompeld bent in deze zaken kan je nog steeds ongerust en bezorgd zijn, maar je kan wel nog aan andere dingen werken. Als je erover schrijft, denk je er dag in dag uit aan. Door deze twee redenen kreeg ik echt een klap. Het was intens hard werk, en het enige wat me vooruit hielp – naast een steunende partner en werkgever – was de gedachte dat mensen het zouden lezen en zouden begrijpen wat er nodig is om hoop te houden. Het is niet genoeg om optimistisch te zijn en te zeggen: “Alles wordt beter…” Nee, hopen is doen, hopen is veranderen en hopen is samenwerken.’
'Met hoop moet je een schets maken van wat er moet gebeuren, dat is eigenlijk veel opwindender dan pessimisme.'
Dus het scenario over de hoopvolle toekomst was leuker om te beschrijven?
‘Ik denk dat mensen nog steeds moeite hebben om zich een hoopvolle toekomst voor te stellen. Maar met hoop moet je een schets maken van wat er moet gebeuren, dat is eigenlijk veel opwindender dan pessimisme. Als we het goed doen komt de mensheid hier gezonder uit, zowel mentaal als fysiek. We zullen sterkere gemeenschappen hebben, schonere lucht en schoner water. Het grootste gedeelte van die hoofdstukken is gewoon aanwijzen hoeveel beter die wereld zou zijn.’
Welke toekomst denk je dat we zullen zien?
‘Alles wat ik daarover kan zeggen is dat het een race tegen de klok is, tussen natuurlijke en sociale omslagpunten. Het is een gevecht tussen de snelheid van verandering in de natuur en de snelheid van verandering in de maatschappij. In zekere zin hebben we al verloren, en miljoenen mensen lijden al. Maar we kunnen nog steeds zorgen dat het geen miljarden worden, terwijl we levens verbeteren van nog eens miljarden. Het is een lastige balans tussen accepteren wat we verloren hebben en proberen hoop te hebben dat we het in de toekomst beter gaan doen. Als het smelten van zee-ijs en permafrost het kantelpunt is voordat andere dominostenen omvallen, kunnen we nog proberen dat af te remmen. En misschien zelfs een betere soort worden in dat proces. Er is nog steeds een hoop onduidelijkheid, maar één ding is zeker: er is geen betere tijd om beter te worden dan vandaag.’
Wat voor informatie heb je gebruikt om dit boek te schrijven?
‘Ik heb informatie uit twee bronnen gebruikt: academische literatuur en populairwetenschappelijke boeken. Ik ben industrieel ecoloog, en onderzoek hoe industriële en menselijke systemen effect hebben op de natuur. Mijn eigen achtergrond is in atmosferische fysica, dus ik had al wat verstand van klimaatproblemen. Maar voor mijn boek las ik ook veel uit de sociale- en geesteswetenschappen. Ik denk dat het uiteindelijk om 50% papers en 50% boeken ging.
Dus deze breedte onderscheidt dit boek van de rest?
‘Ik hoop dat dat één van de belangrijkste krachten is van het boek. Je moet je bezighouden met al deze verschillende problemen en het is best wel overweldigend – milieuproblemen zijn alomvattende problemen die bijvoorbeeld ook raken aan armoede en ongelijkheid. Maar ik heb geprobeerd om de kernbevindingen en benaderingen te nemen van vele verschillende natuur- en sociale wetenschappen, en in mindere mate geesteswetenschappen, om te praten over wat nodig is voor verandering.
Klimaatverandering is geen nieuw onderwerp. Hoe krijg je mensen toch zo ver om je boek te lezen?
‘Klimaatverandering heeft geen tijd voor vermoeide mensen. Het gaat alleen maar moeilijker, en moeilijker en moeilijker worden om de klimaatverandering te stoppen. Dus ik denk niet dat er een gevaar is dat mensen moe worden van klimaatverandering. Ik zou het leuk vinden als verschillende typen mensen het boek lezen, want ik wil niet alleen de mensen in de milieubeweging bereiken.’
Tekst: Ramón van Doorn