Artikel Linda Geven over daderkennis gepubliceerd in Biological Psychology
Het artikel gaat over de fysiologische herkenning van daderkennis en of dit ook gebruikt van worden om ware van valse bekentenissen te onderscheiden.
Geheugendetectie is een methode om vast te stellen of een verdachte over daderkennis beschikt, in tegenstelling trouwens tot het meten van leugenachtigheid bij een standaard polygraaftest, vertelt Geven. 'Het richt zich echt op herkenning van specifieke details van een misdaad en kan daarbij dus als hulpmiddel worden ingezet om bijvoorbeeld te filteren bij meerdere verdachten. De test die ik heb gebruikt in mijn artikel wordt ook wel de Concealed Information Test (CIT) genoemd en werd al in 1959 door David Lykken bedacht. Bij de test worden vragen gesteld met betrekking tot specifieke details van het plaats delict, zodat alleen de ware schuldige de correcte antwoorden zou herkennen. Aan de hand daarvan worden multiplechoicevragen opgesteld met meestal vijf verschillende antwoordopties: het correcte detail (bijvoorbeeld het slachtoffer werd gewurgd) en vier plausibele alternatieven (bijvoorbeeld het slachtoffer werd neergeschoten of neergestoken). Het idee is dat een onschuldige persoon het juiste antwoord niet kan onderscheiden van de alternatieven en eigenlijk op elk detail hetzelfde reageert. De schuldige verdachte laat een fysiologische reactie zien bij het herkennen van het moordwapen, wat je bijvoorbeeld kunt zien aan de zweetsecretie van de handen.'
Specifiek in dit onderzoeksartikel onderzocht Geven of geheugendetectietechnieken kunnen worden toegepast om nauwkeuriger onderscheid te maken tussen ware en valse bekentenissen. 'In het experiment werden deelnemers gekoppeld aan een tweede proefpersoon, die stiekem een onderzoeksassistent was en getraind was om de proefpersoon ertoe te verleiden om de regels te breken en vals te spelen gedurende het experiment. Alle proefpersonen, ongeacht of ze valsspeelden, werden beschuldigd door de proefleider en intensief ondervraagd. Resultaten van de geheugendetectietest toonden aan dat alleen de proefpersonen die een ware bekentenis hadden afgelegd, in tegenstelling tot onschuldige proefpersonen die toch (vals) bekenden, de fysiologische verandering vertoonden die gepaard gaan met herkenning van daderkennis. Dus eigenlijk konden we vaststellen wie daadwerkelijk had valsgespeeld met de test, en daarmee de valse bekentenissen ontkrachten. Deze studie toont daarmee de potentiële toegevoegde waarde van de geheugendetectie aan om bekentenissen op waarheid te verifiëren. Dit is belangrijk, omdat we als mensen eigenlijk heel erg slecht zijn in het herkennen van leugens. Helaas blijkt uit onderzoek dat politieagenten ook niet feilloos bekentenissen op waarheid kunnen schatten en dat een verkeerde interpretatie verregaande gevolgen kan hebben.'
Het artikel van Linda Geven is open access beschikbaar.