Universiteit Leiden

nl en

‘Ik kan meer met vragen dan met uitroeptekens’

Kunsthistorica, schrijfster en Leids alumna Gerdien Verschoor (1963) volgde een opmerkelijk pad voordat zij in 2019 directeur werd van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De vrouw met diep bewustzijn van historische plaatsen ziet er toeval in, maar de puzzelstukken vallen wel goed op hun plek.

Dit artikel verscheen eerder in Leidraad, het gratis alumnimagazine van de Universiteit Leiden. Het volledige tijdschrift is ook online te lezen. 

Wat voor Herdenkingscentrum Kamp Westerbork het drukste jaar ooit had moeten worden, lijkt door de sluiting als gevolg van corona uit te monden in een ontwrichtende stilte. Directeur ­Gerdien Verschoor: ‘We hadden op 12 april een grote bevrijdingsherdenking op het programma staan. Die zal – als het dan wel lukt – verschoven worden naar 13 september, de dag dat in 1944 de laatste trein met Joden uit Westerbork vertrok, met 279 mensen op weg naar Bergen-Belsen. Ook voor de 4 mei-herdenking zoeken we een andere invulling.’

Is het al pijnlijk genoeg dat deze keerpunten niet in bijeenkomsten kunnen worden herdacht, ook de financiële pijn laat zich voelen: ‘We zijn groten­deels afhankelijk van ticketverkoop, en zouden in deze maanden alleen al zo’n dertigduizend scholieren hebben ontvangen. 250 Gastsprekers die namens ons in de klas zouden staan, blijven ook thuis.’ Toch wil ze de toekomst niet te somber tegemoetzien: ‘Nee, de vergelijking met een oorlog die sommigen wel maken, gaat niet op. Dat is veel erger. We gaan wel door een crisis heen, en zoals iedere crisis biedt ook deze nieuwe kansen. Je komt toe aan herbezinning en leert omdenken.’

Veerkracht

De flexibiliteit en veerkracht die ze hiermee toont, was voor het herinneringscentrum een ­belangrijke reden om de Leidse alumna vorig jaar aan te nemen als opvolger van Dirk Mulder. ‘Het is voor mij een droom die uitkomt. Toen ik in de jaren negentig cultureel attaché in Polen was, ­leidde Dirk mij rond in het herinneringscentrum. 'Ooit ga ik jou opvolgen,' heb ik toen gedacht.

Of dat kenmerkend voor mij is, dat ik al zolang van tevoren mijn plannen smeed? Haha, nee hoor, het was een gedachte die net zo snel verscheen als verdween, een flits. En zo kijk ik naar mijn hele levensloop; mijn carrière lijkt misschien plan­matig, maar ik heb keuzes gemaakt die pasten bij een moment, en die brachten me ergens. Maar er blijven altijd verschillende levens mogelijk waarin je gelukkig kunt zijn.’ Ze onderstreept dit met een herinnering aan de periode na haar afstuderen. ‘Ik ben van de generatie X, kwam eind jaren tachtig op de arbeidsmarkt. Eigenlijk was je toen al blij met ieder baantje. Ik solliciteerde bij alle boekhandels en probeerde een beurs voor promotie­onderzoek in Warschau te krijgen. Die kreeg ik, maar voor hetzelfde geld was ik in een ­boekwinkel aan de slag gegaan. Ik ben ervan overtuigd dat ik ook een mooi leven tussen de schrijvers had gehad.’

Cultureel bevlogen

Gerdien groeide op in een gereformeerd ­milieu in Boskoop. Haar vader was op zijn twaalfde begonnen als timmerman, en schopte het tot mede-­eigenaar van een architectenbureau. Haar ­moeder zat iedere middag met de thee klaar voor ­Gerdien, haar broer en haar zus, en combineerde dat met een sociaal bewogen leven als vrijwilliger bij Amnesty International en in vluchtelingenwerk. ‘Ik kom uit een warm en open gezin. En voor mij heel belangrijk: cultureel bevlogen. We lazen veel en gingen naar Italië op vakantie. Daar werkten we iedere vakantie een straf cultureel ochtendprogramma af.’ Bezoek aan Etruskische opgravingen bracht haar in de ban van dit Italiaanse volk in het huidige Noord-Italië. Toen ze na de havo en het vwo tot twee keer was uitgeloot voor de School voor Journalistiek in Utrecht, koos ze voor de ­enige universiteit in Nederland waar de Etruskische cultuur systematisch werd bestudeerd, als onderdeel van de studie Kunstgeschiedenis. ‘Het was een idee van mijn vader, die opperde dat ik beter een jaar kon gaan studeren voordat ik het weer eens in Utrecht zou proberen.’

Gerdien besloot Etruskoloog te worden. ‘Bij het maken van een schoolwerkstuk had ik al eens ­contact gehad met hoogleraar Bouke van der Meer; hij was verrast mij in 1981 in de collegebanken aan te treffen.’ De Etrusken liet ze los, de kunst­geschiedenis bleef. Leiden bleek een goede keuze: ‘Dicht bij Boskoop, veilig, compact en historisch.’ Ze vond een kamer boven een snackbar in de ­Hansenstraat en stortte zich op haar studie, toen de vakgroep nog in de Kloksteeg ­huisde. ‘Prachtig om daar in de rustieke Pieterswijk ­naartoe te fietsen.’

Teruggetrokken

De studente werd lid van Augustinus, maar voelde zich niet aangetrokken tot het studentikoze leven. ‘Ik was toen nogal – hoe zal ik het noemen – teruggetrokken, verlegen. Ik ging ook niet uit, het bleef bij een borrel in de Uyl van Hoogland met studiegenoten. Als een professor me aansprak, sloeg ik dicht. Maar ik was de eerste in mijn familielijn die ging studeren, en veronderstelde dat een ­studentenvereniging er gewoon bij hoorde.

Toen ik er geen aansluiting kreeg, dacht ik na een jaar: 'Dit kan ook anders.’ Ze voelde zich beter op haar plek bij de studentenecclesia en raakte daar betrokken bij een studiegroep over Polen. Met mensen die ze nog steeds tot haar beste vrienden rekent.

Tijdens haar eerste studiereis naar Warschau ­raakte ze onder de indruk van de culturele vitaliteit waarmee Poolse jongeren zichzelf staande hielden in de verstikkende dictatuur van Generaal Jaruzelski. Ze bezocht het land steeds vaker en raakte in de ban van de magie van de cultuur en natuur. Een studiebeurs stelde haar in de gelegenheid om in die stad onderzoek te verrichten naar een kunstenaarsgroep uit de jaren dertig van de vorige eeuw. ‘Ik studeerde hierop in 1988 in ­Leiden af bij Nico Brederoo, maar als stad was ­Leiden toen al uit beeld. Ik woonde in ­Amsterdam, waar ik werkte bij Ten Have Hoofdstad boek­handel in de Kalverstraat.’

Het Joodse lot

Het epicentrum van haar bestaan verschoof na haar studie naar Polen. Ze kreeg een beurs voor promotieonderzoek, werd assistent-curator in Muzeum Sztuki in Łódź, en solliciteerde een jaar later met succes naar een net gecreëerde baan van cultureel attaché op de Nederlandse ambassade in Warschau. Ze woonde in de Żelaznastraat. Midden in het voormalige Joodse Getto, vlakbij de straat waar de schrijver en Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer – ooit had ze zijn The ­Slave van haar moeder gekregen – veel over had ­geschreven. Haar liefde voor Polen kreeg in deze sfeer een nieuwe dimensie; ze raakte geïntrigeerd door het Joodse lot. ‘Ik ben me altijd heel bewust van de historie van plaatsen, ook al is die onzichtbaar. Ik begrijp de term 'schuldig landschap' van de kunstenaar Armando dan ook heel goed. Poolse Joden zijn in deze wijk alom aanwezig, ondanks de sloop van de meeste oude huizen.’ In 1998 promoveerde ze in Warschau op een ander kunstenaarscollectief uit het Interbellum, de Kapisten.

Toen ze in 2001 afzwaaide als cultureel attaché, verliet ze ook Polen. Ze werd curator bij Kasteel het Nijenhuis bij Heino (het huidige Museum De Fundatie in Zwolle) van 2001 tot 2005, waarna ze tot 2019 directeur zou zijn van CODART, een internationaal netwerk van curatoren van Vlaamse en Nederlandse kunst.

Het uitroepteken

Dat is nog niet alles: Gerdien is ook actief als schrijfster. Naast essays, korte verhalen en interviews schreef ze twee gelauwerde romans en een non-fictie boek. Het meisje en de geleerde – kroniek van twee verloren gewaande Rembrandts volgt de opmerkelijke zwerftocht door Europa van twee panelen van Rembrandt.

Al in haar vroege jeugd wist Gerdien wat je met een kundig gehanteerde pen kon bereiken. Regelmatig leverde ze een verhaal in bij de Haagsche Courant. ‘De krant had dinsdagmiddag een kinderkatern. Als je verhaal werd geplaatst, kreeg je een boek toegestuurd. Meidenromans van Kluitman. Ik verslond ze.’ Dat het toch nog tot 2011 heeft geduurd voordat haar eerste roman in de boekwinkels lag, verbaast haar zelf ook een ­beetje. ‘Ik heb het blijkbaar lang weten uit te stellen.’ En dat is misschien wel jammer, als we deze meesterlijke karakterschets van het uitroep­teken uit De Draad en de vliegende Naald goed laten bezinken: ‘Het heeft zo’n rechte rug dat alles langs hem heen glijdt. Het gaat kaarsrecht door het leven en kan veel sneller en hoger springen dan het vraagteken. Het hoeft nooit iets mee te torsen, het is gewichtsloos, en door zijn vorm is de kans dat het altijd weer op zijn punt terechtkomt veel groter. Het uitroepteken neemt nauwelijks ruimte in, maar geeft zelf ook nergens ruimte aan, het biedt geen bescherming en ook geen troost.’ Zo beschreven klinkt het bijna als een levensmotto. ‘Ik laat door een beschrijving van het uitroepteken zien dat ik gehecht ben aan het vraagteken, ja. Ik kan daar meer mee. Goede vragen zijn interessant en empathisch, zetten niets vast en dagen je uit na te denken, romans gaan over vraagtekens, schrijven gaat over vraagtekens. Westerbork is in wezen ook een vraagteken.’

Toch moet ze als directeur ook uitroeptekens plaatsen. ‘Ik ben begonnen met vragen stellen, heb bijvoorbeeld heel veel kopjes thee gedronken met mensen die bezorgd waren over de koers van Westerbork. Ik hoorde hen aan en ging met iedereen in gesprek. Maar er komt een moment dat je beslissingen moet nemen en daar stellig in moet zijn.’ Het herinneringscentrum staat voor ­grote uitdagingen. Zo moeten het kampterrein, het museum en het kenniscentrum beter met elkaar worden verbonden en staat een verbouwing van het museum voor de deur. Het gelaagde verhaal van de plek moet ook aan de nieuwe generaties worden verteld.

Soberheid en stilte

Gerdien: ‘Het meest urgente is dat we de jeugd willen blijven boeien, met behoud van soberheid en stilte. Ik denk dat we daar al hele mooie ­stappen in maken. Zo willen we met een ­digitale tool zichtbaar gaan maken wat er op specifieke plekken in het kamp is gebeurd, en wat de levensloop was van bepaalde kampgevangenen. Ook willen we bezoekers nog meer 'op maat' gaan bedienen. Als er een mbo-klas komt, dan nemen we ­beroepen als invalshoek. Komt er een vwo-klas uit Rotterdam, dan vertellen we welke mensen uit de ­Witte de Withstraat hier terecht zijn gekomen en wat hen daarna is overkomen. Altijd vanuit persoonlijke verhalen, want die zorgen dat je pas echt gaat voelen wat de geschiedenis van deze plek is. En dat je er ­vragen aan blíjft stellen.’

Tekst: Fred Hermsen
Beeld: Hollandse Hoogte

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.