Overleden olifant was een waar feestmaal voor de wijde omgeving
Voormalig archeologiestudent Ivo Verheijen deed in de Duitse plaats Schöningen een mooie ontdekking: een vrijwel compleet skelet van een uitgestorven bosolifant. Uit de resten blijkt dat onze voorouders best een hapje olifantsvlees lustten. Maar er waren meer kapers op de kust...
Ergens in september 2017 stuitten een team van lokale opgravers en archeologiestudenten van de Universiteit van Tübingen op een stuk bot in het plaatsje Schöningen, een klein dorpje ergens tussen de steden Hannover en Leipzig. Nu wordt er wel vaker wat gevonden in de oude bruinkoolmijn (zie kader), maar deze vondst was anders. Het bot was uitzonderlijk groot en massief. De studenten schakelden de Leidse alumnus Ivo Verheijen in, die veel weet over zoogdieren uit het Pleistoceen. Hij zag het direct: dit was de eerste nekwervel van een bosolifant, die zo’n 300.000 jaar geleden door Europa zwierf.
‘Van eind 2017 tot nu zijn we systematisch door alle bodemlagen gegaan,’ zegt Verheijen. ‘Toen kwamen een voor een de andere botten tevoorschijn, inclusief vrijwel intacte, 2,3 meter lange slagtanden. Zo konden we een bijna volledig olifantenskelet reconstrueren, met uitzondering van de linker voorpoot. Daar zijn we momenteel nog naar op zoek, maar ook die verwachten we te vinden. Soms is zo’n poot afgerukt en meegesleept door roofdieren, dan ligt hij een paar meter verderop.’
Bekijk de opgraving van de bosolifant
Vanwege de gekozen cookie-instellingen kunnen we deze video hier niet tonen.
Bekijk de video op de oorspronkelijke website ofVrijwel volledige skeletten van de bosolifant (Palaeoloxodon antiquus) worden maar zelden gevonden. De botten zijn een prachtige herinnering aan de machtige dieren die ooit over ons continent zwierven. Een volwassen mannetjesbosolifant bereikte een schofthoogte van zo’n vier meter, hoger dan de rode dubbeldekkerbussen die door Londen rijden. Daarmee was de olifant bovendien een maatje groter dan de wolharige mammoet, die een heel stuk beroemder is. Het was een echte gigant, die bovendien regelmatig in contact moet zijn geweest met de prehistorische mensen die het huidige Duitsland bevolkten.
Vervolgens konden Verheijen en zijn collega’s onderzoeken hoe het dier heeft geleefd en is gestorven. ‘Net als bij het overlijden van een mens gaat een archeoloog er in eerste instantie vanuit dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat, totdat het tegendeel is bewezen. We hebben tot nu toe geen sporen van snijwonden of speerpunten op de botten gevonden. Bovendien moet de vrouwtjesolifant zo’n 50 jaar oud zijn geweest, wat voor een bosolifant een normale leeftijd is om te sterven.’
'Al werd de olifant niet gedood door mensen, toch lijkt het er sterk op dat de prehistorische Duitser een lekker lapje olifantenvlees niet afsloeg.'
Ook een andere aanwijzing doet vermoeden dat de bosolifant een natuurlijke dood is gestorven, en niet door een van onze hongerige voorouders is gedood. Het dier blijkt namelijk gestorven aan de rand van een meer, één van de redenen waarom de botten zo goed bewaard zijn gebleven. ‘Ook de nog bestaande olifantensoorten trekken aan het eind van hun leven naar een waterplas,’ zegt Verheijen. ‘Bij een plas kunnen ze gemakkelijk hun dorst lessen, maar water kan ook voor verkoeling zorgen als de olifant pijn heeft.’
Case closed? Niet helemaal. Want al werd de olifant niet gedood door mensen, toch lijkt het er sterk op dat de prehistorische Duitser een lekker lapje olifantenvlees niet afsloeg. Rondom het skelet vonden Verheijen en zijn collega’s verschillende vuursteensplinters. Daaruit blijkt dat mensen hun gereedschappen ter plekke scherp hielden, iets wat je alleen zou doen als je bezig bent om een karkas te slachten. Twee van die stukjes pasten precies in elkaar, waardoor je ook met enige zekerheid kunt vaststellen dat de splinters niet van een andere plek afkomstig zijn.
Ook vonden de onderzoekers twee botten met inkervingen. Deze zogeheten ‘retouchoirs’ werden gebruikt als ondergrond om vuurstenen aan de scherpen. Wie met een microscoop de botten bestudeert, vindt dan ook nog minuscule flintertjes vuursteen in het been. Ze werden om en zelfs in het karkas gevonden. Zo konden de wetenschappers op haast Sherlock Holmes-achtige wijze concluderen dat de mensen van destijds dankbaar gebruik hebben gemaakt van de overleden gigant. Bijtsporen laten zien dat ook andere dieren het karkas prima wisten te vinden.
Verheijen en collega’s publiceerden hun vondst in het tijdschrift Archäologie in Deutschland. Binnenkort hopen ze ook nog te publiceren in een toonaangevend wetenschappelijk journal, maar daarvoor moeten nog enkele puzzelstukjes worden gelegd. Daarbij zijn zij vooral benieuwd in wat voor omgeving de olifant heeft geleefd. Dat doen Leidse wetenschappers onder meer aan de hand van gevonden muizenkiezen.
Tekst: Merijn van Nuland
Bannerafbeelding: tekening van Benoit Clarys
Schöningen: al meer dan 25 jaar ontdekkingen
Al meer dan 25 jaar doet de Universiteit Leiden onderzoek in het Duitse plaatsje Schöningen. Sinds de vondst van een werpstok in 1994 werd duidelijk dat er op de plek verre voorouders van de hedendaagse mens woonden. Sindsdien deden archeologen veel mooie vondsten, van speren tot de schedel van een sabeltandtijger. ‘Het stadje zelf is van een vergane glorie,’ zegt Verheijen, die in het stadje woont. ‘Na de val van de muur is de Amerikaanse basis verdwenen, en de bruinkoolmijn is gesloten vanwege de overstap op duurzame energie.’