Solitaire orang-oetans nemen elkaars krabgedrag over in gezelschap
Geeuwt er iemand in je omgeving, dan is de kans groot dat je zelf even later ook moet gapen. Bij orang-oetans blijkt nu dat ook krabben erg aanstekelijk werkt. Dat ontdekten Leidse cognitief psychologen in dierenpark Apenheul. Publicatie in American Journal of Primatology.
Alles voor de wetenschap, moet Daan Laméris soms gedacht hebben. De promovendus had de nobele taak om voor de negen orang-oetans in Apenheul te turven hoe vaak zij gaapten of zich krabden. Met engelengeduld zette hij vinkjes op zijn kladblok, waarbij hij ook nog eens moest klokken hoelang het duurde voordat een andere aap het gedrag overnam. Meer dan eens kreeg hij stank voor dank voor zijn harde werk: dan verstopte een orang-oetan zich lange tijd onder een jutezak en weigerde deel te nemen aan het experiment.
Maar nu is er dan toch resultaat: de orang-oetangs blijken last te hebben van aanstekelijk krabgedrag. Begint de ene aap zich te krabben, dan bestaat er een significante kans dat een andere orang-oetan dat gedrag overneemt. Voor gapen kon diezelfde aanstekelijkheid niet worden vastgesteld: daarvoor lagen er in de onderzoeksperiode simpelweg te weinig primaten op apegapen.
Vanwege de gekozen cookie-instellingen kunnen we deze video hier niet tonen.
Bekijk de video op de oorspronkelijke website of‘Het blijft nog een beetje onduidelijk waarom primaten dit soort gedrag van elkaar overnemen,’ zegt Evy van Berlo, coauteur van het artikel. ‘We denken dat gapen en krabben allebei proxy’s zijn van sympathie. Je geeft ermee aan dat je de emotie van de ander herkent, en spiegelt vervolgens dat gedrag. Apen krabben zichzelf als ze zich gestrest voelen, dus als een andere aap dit overneemt, kan dat betekenen: kijk, ik heb gezien dat er iets aan de hand is. In deze studie vonden we dat krabgedrag vooral voorkwam in negatieve situaties en dat het gedrag aanstekelijker was tussen apen die wat verder van elkaar afstonden.’
Het is volgens Van Berlo opvallend dat orang-oetans die gedrag vertonen. In tegenstelling tot gorilla’s, chimpansees en bonobo’s zijn het namelijk dieren die in het wild grotendeels solitair leven, en dus minder interactie hebben met soortgenoten. Dat ze in groepsverband toch emoties van elkaar overnemen, kan volgens de onderzoekers betekenen dat het ‘ingebakken’ zit in het systeem van de mensapen. ‘Wie weet stamt dit gedrag uit de tijd voordat ze solitair gingen leven’, zegt Van Berlo.
Tekst: Merijn van Nuland