'De natuur houdt van rommelig'
Wouter Moerland is voor twee jaar aan de gemeente Leiden verbonden als adviseur op het gebied van ecologie. De alumnus Biologie vertelt bevlogen over zijn werk. ‘Er wordt hard gewerkt om natuur in de stad meer kansen te geven.’
We zitten amper in het Leidse Huigpark onder een stralende mei-zon of Wouter Moerland is al bezig uit te leggen hoe hij als ecoloog kijkt en denkt. Het aangeharkte Nederland is niet de ideale situatie voor de natuur, betoogt hij. ‘De mens moet niet teveel harken en poetsen. De natuur is chaos en daardoor onvoorspelbaar en verrassend.’ Na het gesprek lopen we rond en toont Moerland twee vierkante meter aan de oever van de singel, nabij een van de twee bruggetjes, waar de gemeentelijke maaier niet bij kan. Er is van alles omhoog geschoten. ‘Hier groeit smeerwortel! Hoe leuk is dat?’ Het woord onkruid kun je beter maar niet in de mond nemen. Of het moet gaan om invasieve, moeilijk te bestrijden woeker-exoten als de reuzenbereklauw of de Japanse duizendknoop.
Wie? Wouter Moerland (36)
Wat? Biologie, richting Evolutie en Ecologie (2002-2008)
Vereniging? ‘De Leidse Biologen Club, niet per se vanwege de feesten maar vooral voor de interessante studiereizen en excursies zoals nachtvlinders bestuderen in de Wassenaarse duinen en in een bootje de Nieuwkoopse plassen bevaren om bijzondere planten en de rietvogels te bekijken.’
Leukste plek in Leiden? ‘Het Plantsoen, er hangt een gemoedelijk sfeertje. Maar ook het industrieel erfgoed zoals De Meelfabriek. Rommelige cultuur-historie, daar houd ik wel van.’
Persoonlijke situatie? 'Samenwonend in Leiden, twee kinderen.'
Wat ben je na je afstuderen gaan doen?
‘Op de middelbare school was ik al vrijwilliger bij het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Ik ben geboren in Barendrecht en ging in Rotterdam naar school. Ook tijdens mijn studie werkte ik er nog vaak vrijwillig. Toen ik na mijn studie informeerde of ze wat hadden voor mij, kon ik eigenlijk meteen aan de slag. Ik begon als junior onderzoeker van onder meer libellen en vleermuizen. Ook onderzocht ik nachtvlinders (in de volksmond ‘motten’-red.). Dat is echt een hobby.We hebben 2400 soorten vlinders in Nederland, en 97% zijn nachtvlinders. Ze zijn vergelijkbaar met dagvlinders. De rupsen eten bladeren, en de vlinders nectar van bloemen. De diversiteit is enorm. Er zijn er zelfs zonder bruikbare mond-delen. Ze kunnen niet eten maar gebruiken zichzelf als brandstof. Vóór de brandstof op is en ze sterven, planten ze zich voort.’
‘Het Natuurhistorisch Museum heeft een afdeling levende natuur, Bureau Stadsnatuur geheten, met een team van stadsecologen. Dat doet onderzoek naar natuur in de stad, in opdracht van overheden, woningcorporaties en ontwikkelaars. Vanuit dat Bureau ben ik voor twee dagen per week als stadsecoloog gedetacheerd in Leiden. In die functie kan ik meehelpen Leiden groener en mooier te maken.’
Wat doe je als ecoloog dan precies?
‘Een ecoloog bekijkt planten en dieren in relatie tot elkaar en hun omgeving. Dat is heel breed. Bureau Stadsnatuur voert veel monitoringsprogramma’s uit, om te kijken hoe de natuur zich lokaal ontwikkelt. In Leiden is er het Stadsnatuurmeetnet, dat vogels, vleermuizen, dagvlinders, libellen en planten volgt. Daarnaast adviseert Bureau Stadsnatuur over natuurinclusief bouwen. Dat wil zeggen dat we meedenken over de maatregelen die je kunt treffen om natuur ook een kans te geven.Denk aan aanplant, groene daken en mogelijkheden om te nestelen.’
Doe je dat in Leiden ook?
‘Nee, in Leiden heb ik onder meer een adviesrapport geschreven. Dat was erop gericht de natuur in de breedte te verbeteren. Het ging over beleid, maar ook om concrete locaties. Van de 31 voorstellen die ik heb aangedragen zijn er 29 overgenomen. Sommige kunnen meteen worden doorgevoerd, andere vragen om verdere uitwerking. Heel concreet gaat het over de inrichting van de oevers, en over de aanplant van bepaalde planten die bijen, vlinders en vogels aantrekken. Maar ook over het maaien van gazons en andere graslocaties. Bijen zijn bijvoorbeeld dol op paardenbloemen. Als je die steeds wegmaait, hebben die beestjes daar niks aan. Het zou al veel helpen om het aantal keren maaien met de helft terug te brengen.'
‘Ik ben in februari 2019 begonnen en heb het rapport in december afgeleverd. Nu denk ik mee op strategisch niveau. Het kritische en scherpe denken dat ik op de universiteit heb geleerd, kan ik in mijn werk dus erg goed gebruiken. Leiden is – en dat speelt op meer plaatsen in Nederland – bezig om de afvoer van regenwater af te scheiden van het riool. Daartoe gaan hele straten op de schop. Dat is het moment ook naar andere aspecten te kijken. Naar biodiversiteit. Naar de openbare verlichting in relatie tot de nachtvlinders en vleermuizen. Naar parkeerplaatsen. Kunnen die geen half open substraat krijgen voor een betere waterafvoer? En nu is het ook zo dat heel veel padden en kikkers in trottoirputten – dat zijn de waterafvoeropeningen aan de zijkanten van de trottoirs - terechtkomen en daar niet meer uit kunnen. Ze verhongeren en gaan dood. Kun je niet iets bedenken waardoor dat wordt voorkomen?’
Hoe kijkt een ecoloog aan tegen klimaatverandering?
‘Die klimaatverandering is al volop gaande, de effecten zijn in de natuur al overal waarneembaar. Je ziet aan de ene kant dat bepaalde soorten planten en dieren extra kwetsbaar zijn geworden en aan de andere kant dat nieuwe flora en fauna oprukken. We gaan naar een meer mediterraan klimaat. Wat dat betreft is het een interessante tijd, in de natuur verandert er nu zoveel. We krijgen ook meer tropische nachten, met minimumtemperaturen boven de 20°C. Met regelmaat zullen temperaturen van 40°C over ons heen denderen. Dan moeten we ons echt inspannen om de leefomgeving prettig te houden, voor mens én natuur. Vergroening van de stad helpt hierbij enorm. Maar niet alle beplanting is even geschikt voor de nieuwe omstandigheden; daar moet je dus goed over nadenken. Je moet toe naar vegetatie die beter tegen warmte en droogte kan.’
Zijn de gevolgen van de coronacrisis te zien in de natuur?
‘Veel zaken zijn vermoedens, of eerder anekdotisch. Mogelijk zijn er minder amfibieën gesneuveld met de trek in het voorjaar, wanneer ze fietspaden en wegen oversteken. In hoeverre stadsduiven, meeuwen en mussen, opportunistische dieren die leven wat mensen achterlaten, problemen hebben met de voedselvoorziening… ik weet het niet. Het zijn dieren die bij uitstek goed aangepast zijn aan leven in de stad, dus misschien kunnen ze bij minder menselijke activiteit toch goed schakelen. Dat neemt niet weg dat je mussen goed kunt helpen door ze bij te voederen.’
Tekst: Corine Hendriks
Mail de redactie