Wie betaalt de rekening van natuurbeschermingsinitiatieven?
Marja Spierenburg is sinds januari 2020 hoogleraar Anthropology of Sustainability and Livelihood. Tijd voor een korte kennismaking. ‘Eigenlijk al mijn onderzoek heeft te maken met natuurbescherming. Ik kijk naar nationale parken, maar ook naar maatregelen die de duurzaamheid van landbouw en het leven in een bepaald gebied moeten vergroten.’
Wat trok jou aan in deze leerstoel over duurzaamheid in Leiden?
‘Deze leerstoel is op mijn lijf geschreven. Duurzaamheid is een belangrijk onderwerp. Samen met hoogleraren van de faculteiten Wiskunde en Natuurwetenschappen en Archeologie en het Instituut Bestuurskunde ga ik me inzetten voor het interdisciplinaire stimuleringsprogramma ‘Liveable Planet’. Op internationaal vlak en in Nijmegen heb ik mij hier ook mee beziggehouden. Wat mij trekt aan dit Leidse project is de samenwerking en helemaal aan het begin staan van het vormgeven van zo’n interdisciplinair initiatief.’
Wat is jouw specialisme in culturele antropologie en ontwikkelingssociologie?
‘Ik heb veel onderzoek gedaan naar landconflicten en landhervormingen in zuidelijk Afrika. Ik kijk altijd naar wat voor impact voorgestelde oplossingen hebben op de rechten van kleine boeren en veehouders; wat zijn de implicaties voor hun landrechten en hun mogelijkheden om hun levensstandaard te handhaven dan wel de kwaliteit ervan te verhogen. Wie betaalt nou eigenlijk de rekening van natuurbeschermingsinitiatieven?’
‘Toegang tot land is de basis voor boeren, of het nou gaat om eigendom of gebruiksrechten. Maar ook de ‘water-energy-food-nexus’, de verbinding tussen deze basiselementen, hangt daarmee samen. Wat je ook met landbouw en energie doet, de hele voedsel- of waardeketen heeft energie en water nodig en water is ook voor andere doeleinden weer cruciaal. Als je dat apart gaat bekijken mis je een deel van het plaatje. Tot slot spelen ook sociale rechtvaardigheid en capaciteiten een belangrijke rol.’
Waar komt jou fascinatie voor dit onderwerp vandaan?
‘In Zimbabwe kwam ik terecht tijdens mijn studie. Het is één van de landen in zuidelijk Afrika waar de verdeling van land tussen blank en zwart zo’n strijdpunt is en waar regeringen nog steeds mee worstelen. In de Zambezi-vallei sponsorde Europa een project om de zse zse vlieg te verdrijven die het houden van vee zo lastig maakt. Milieuorganisaties schetsten het doemscenario van ongebreidelde vee toename en landontginningen. Om te voorkomen dat die zse zse vlieg-interventie tot enorme milieuschade zou leiden, werd een land reorganisatieprogramma op poten gezet. Dit was mijn eerste confrontatie met dit soort projecten en de vooroordelen over hoe boeren daar opereren. Uiteindelijk leverde het project veel meer milieuschade op en was er totaal geen aansluiting met hoe mensen lokaal het land beheren. Het leverde zelfs allerlei sociale conflicten op. Die kortzichtigheid en onrechtvaardigheid werd de drijfveer voor al mijn onderzoek.’
Hoe heb je je onderzoeksgebied daarna uitgebreid?
‘Rond 2001 begonnen de landbezettingen van grootschalige boerderijen, met veel chaos er omheen, wat de Zimbabwaanse regering ook de mogelijkheid gaf politieke tegenstanders uit de weg te ruimen. Ook in het gebied waar ik zat, heeft de partij enorm huisgehouden. Het was niet meer mogelijk mijn onderzoek voort te zetten, daarmee zou ik de mensen met wie ik werkte in gevaar brengen. Als je gezien werd met een wit iemand, was je meteen verdacht.
Toen ben ik net als vele collega’s in de buurlanden terechtgekomen; Mozambique en Zuid-Afrika. Daar richtte ik mijn onderzoek op grensoverschrijdende natuurparken. Iets later ging ik ook naar Kenia. Daar keek ik naar de ‘civil society’ en landconflicten, waar zowel de overheid als private sector partners betrokken waren, en hoe kleine boerenorganisaties zich dan verhouden tot deze beide partijen.’
Op wie richt je je in jouw onderzoek?
‘Ik wil dat de stem van die boeren en veehouders gehoord wordt, maar ik kijk ook naar hoe ngo’s, overheden en die private sector met dat spanningsveld omgaan. Al zijn er weinig in die laatste categorie die willen praten met jou als onderzoeker. Dan speelt die ongelijkheid ook weer mee in wie je bevraagt. Als je als onderzoeker de dorpen ingaat, vinden de mensen daar het soms moeilijker om nee te zeggen. Dan moet je zorgen dat mensen die kwetsbaar of gemarginaliseerd zijn, wel weten wat jij doet en weten dat ze kunnen stoppen wanneer ze willen.'
Hoe versterken de projecten in Nederland en zuidelijk Afrika elkaar?
'Met name in Kenia is er echt geweld jegens landrechten activisten en lokale activisten. Dat is anders dan de projecten die we hier in Nederland doen. Je merkt dat daarin wel dezelfde uitdagingen spelen op het gebied van de water-voedsel-energie-keten, maar dat burgers een andere relatie met de overheid hebben, bewuster zijn van hun rechten en meer mogelijkheden hebben om voor hun rechten op te komen.
De verschillen laten ook de kansen zien voor kennisdeling. Zeker op het gebied van duurzaamheid en de gevolgen van klimaatverandering die daar al veel zichtbaarder zijn. Hier kunnen we het allemaal nog een beetje wegmoffelen, maar in Zuid-Afrika is dat niet meer mogelijk. Ik denk dat het goed is om over en weer te kijken naar hoe we hier mee om gaan. Niet het idee dat wij hier wel weten hoe het moet en dat gaan we ze dan daar zeggen. Lokale boeren die al heel lang gedwongen zijn om aanpassingen door te voeren, daar kunnen wij hier ook van leren. Ook als het gaat om beleidvorming. Die uitwisseling is heel waardevol en zie ik graag terug in ons gezamenlijke initiatief hier in Leiden.’
Welke successen zou jij graag behalen met het stimuleringsprogramma Liveable Planet?
'Het zou mooi zijn als we over 5 jaar een groep wetenschappers hebben die over de grenzen van de disciplines samenwerken en gezamenlijke opleidingen aanbieden aan onze studenten. Dat we ons initiatief van een Liveable Planet koppelen aan internationale projecten en we hier in Leiden regelmatig geconsulteerd worden op dit onderwerp, door zowel collega’s als mensen in de beleidswereld en de praktijk. En dat we kennisuitwisseling bevorderen in de vorm van living labs zowel hier in Nederland als in het buitenland. Sites waar je dan met z’n allen, over de grenzen heen, aan die kennis werkt.
Daarnaast pleit ik er ook voor dat we kijken naar ongelijkheid en machtsrelaties op verschillende gebieden. Dat er in het initiatief ook plek is voor de mensen die bijvoorbeeld in Nederland het idee hebben dat zij de rekening gepresenteerd krijgen van alle hervormingen. Dat zij dan ‘ook nog’ hun vliegvakantie naar Spanje opgeven, geen stukjes vlees meer mogen eten. Dat zijn sentimenten die je niet moet weglachen, maar serieus aandacht aan besteden en kijken of dat niet anders kan.’
Wat is jouw kijk op antropologie en ontwikkelingssociologie?
‘Ik combineer echt antropologie en ontwikkelingssociologie; mijn onderwerpen hebben veel te maken met ontwikkelingssociologie, maar ik gebruik veel methodes uit de antropologie. Het idee van ‘more than human societies’ vind ik interessant, verder kijken dan alleen de focus op mensen, maar hoe mens en landschap (en dieren) elkaar vormen. Maar ik mis daar soms wel het politieke aspect, ik richt me meer op de politieke ecologie. De ongelijkheid en diversiteit is voor mij toch altijd wel het belangrijkste thema.
Zelf veldwerk doen wordt wel steeds lastiger als hoogleraar, heb ik inmiddels ervaren. Maar totaal afstand nemen ervan, dat weiger ik te doen. Het is belangrijk om toch voeling te houden met het veld en direct op de hoogte zijn waar collega’s bijvoorbeeld tegenaan lopen. Dat helpt mij wel, om te weten wat er speelt.’
Je hebt op verschillende universiteiten gewerkt. Hoe vind je het om in Leiden aan de slag te gaan? En welk gesprek ga jij graag aan bij de koffieautomaat?
‘Leiden voelt toch als thuiskomen,’ glimlacht Spierenburg. De sleutelstad is voor haar niet onbekend ondanks dat ze studeerde in Utrecht, promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam en werkte bij Unesco, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Radboud. ‘Een van mijn promotoren, Peter Geschiere, kwam uit Leiden en hier hadden we het ‘promovendi clubje’ met onder andere Robert Ross. Toen was ik hier wel kind aan huis. Daarnaast heb ik veel contacten met het Afrika-Studiecentrum Leiden, ik ben ook voorzitter van de Wetenschappelijke adviesraad. Dus het voelt wel als thuiskomen.
Mijn hobby deel ik met Paul Wouters en Gerard Persoon: Ik drum ook. In twee bandjes die af en toe optreden in buurthuizen en andere laagdrempelige locaties. Verder zou ik wel meer romans willen lezen, dus tips daarvoor verwelkom ik altijd. En natuurlijk wat ik moet gaan zien in Leiden, ik woon in Amsterdam, maar nu ik hier werk hoor ik graag wat de stad mij nog meer te bieden heeft!’
Tekst en bannerfoto: Sabrina Otterloo