‘We moeten beter voorbereid zijn op oorlog’
Waarom slagen of falen vredesmissies? Welke nieuwe technologieën gaan de strijd bepalen? De afgelopen decennia is goede kennis over moderne oorlogsvoering onvoldoende benut, terwijl ze cruciaal is voor de veiligheid van Europa. Dat stelt Frans Osinga, bijzonder hoogleraar War Studies, in zijn oratie op 11 november.
Oorlogen aan de randen van Europa, de strijd tegen IS en grootmachten die hun invloedsfeer uitbreiden. Osinga, bijzonder hoogleraar en commodore bij de Koninklijke Luchtmacht, is bezorgd. ‘We houden ons vooral bezig met vredesoperaties, maar helaas moet ook het risico op een grote oorlog weer serieus worden genomen.’ Oude bondgenootschappen zijn niet meer vanzelfsprekend. De opkomst van nationalistische en extreemrechtse groeperingen ondermijnen de Europese Unie en de NAVO. ‘Er zijn in Europa maatregelen nodig om conventionele en nucleaire afschrikking weer geloofwaardig te maken. Zeker nu de oude orde vervaagt maar nog niet duidelijk is wat daarvoor in de plaats komt.’
Complexe missies
De laatste dertig jaar hebben Europese landen vrijwel continu militairen ingezet tot ver buiten Europa. Maar, zo stelt de hoogleraar War Studies, toch wordt ontkend dat we al dertig jaar in oorlog zijn. 'Er worden zachtere woorden gebruikt zoals vredesoperaties, maar het is feitelijk oorlog waartoe besloten werd.' De krijgsmachten kregen telkens zeer complexe opdrachten: ze moesten nieuwe typen missies uitvoeren met verschillende doelstellingen en stringente politiek opgelegde beperkingen, tegen verschillende typen tegenstanders in nieuwe geografische omstandigheden.
Weinig kennis
Er was vooraf vaak weinig kennis over die nieuwe typen missies en de complexe dynamiek van de conflictgebieden. Osinga: ‘De militairen waren, achteraf gezien, onvoldoende uitgerust voor hun steeds breder wordende takenpakket.’ Het is volgens hem dan ook niet vreemd dat het vaak grote moeite kostte om de politieke doelstellingen van zo’n missie te halen.
Voorkom institutioneel geheugenverlies
Langdurige bezuinigingen en reorganisaties zorgden ervoor dat kennis uit de organisaties verdween en geleerde lessen van de missies verloren ging. ‘Institutioneel geheugenverlies’, stelt Osinga. Dat komt ook doordat Europese krijgsmachten grotendeels uitvoerende organisaties zijn. Slechts een klein deel van de officieren is dagelijks bezig met het plannen en aansturen van operaties en een nog kleiner deel buigt zich over militair strategische vraagstukken. Ook bij de ministeries van Defensie en Buitenlandse zaken is de militair strategische kennis ‘schraal’, vindt hij.
Beperkt contact met academici
Dat geldt ook voor de academische wereld in Europa. Moderne oorlogvoering wordt weinig bestudeerd aan Europese universiteiten, met uitzondering van Groot-Brittannië, zo constateert hij. In veel landen is er nauwelijks contact tussen de academische wereld, de ministeries en de uitvoerders van de krijgsmachten. Osinga: ‘Iedere organisatie beziet de strategische problemen vanuit een eigen en daardoor beperkt perspectief.’
Belang van krijgswetenschappen
Osinga hamert op het belang van kennis delen, zeker nu in Nederland de krijgswetenschappen de afgelopen jaren wel zijn opgebloeid. Er is intussen veel onderzoek verricht naar missies en nieuwe conflictgebieden en die kennis moet beter dan voorheen onderwezen en benut worden. Krijgswetenschappelijk onderzoek kan verklaren waarom vredesmissies slagen of falen, de aard van hedendaagse oorlogvoering duidelijk maken en de mogelijkheden en limieten aangeven van militaire inzet. Ook binnen de academische wereld zou kennis over strategische vraagstukken breder verspreid moeten worden. Juist nu, vindt Osinga. ‘Oorlog, zo vreest hij, ‘is historisch gezien de norm en vrede een recente fragiele uitvinding en historische uitzondering. Kennis is het schild van Athena.’
Foto boven artikel: de Koninklijke Landmacht in Mali aan het werk in een vredesoperatie van de VN. Foto Ministerie van Defensie
Tekst: Linda van Putten
Mail de redactie
Frans Osinga is sinds 2010 hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie in Breda. Hij promoveerde aan de Universiteit Leiden en was research fellow van Instituut Clingendael. Ook was hij gevechtsvlieger bij de Koninklijke Luchtmacht en werkzaam voor de NAVO. De bijzondere leerstoel aan de Universiteit Leiden wordt mogelijk gemaakt door de KVBK, de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap.