Hoe gaan nationale rechtbanken om met het VN-Kinderrechtenverdrag?
Dit jaar is het dertig jaar geleden dat het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (IVRK) werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN. Hoe geven landen invulling aan dit verdrag en hoe verhoudt zich dat tot hun eigen nationale rechtsstelsel? Promotie op 3 december 2019.
'Al heel lang dacht ik na over de kloof tussen internationale verplichtingen inzake kinderrechten (met name het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)) en de uitvoering daarvan in de praktijk', zegt promovendus Meda Couzens. Het is complex om een binnenlandse invulling te geven aan een internationaal verdrag zoals het IVRK, mede doordat daar veel binnenlandse actoren bij betrokken zijn. 'Ik wilde de bijdrage van rechtbanken aan dit proces nader onderzoeken, vooral omdat de rechterlijke macht steeds belangrijker wordt bij de toepassing van internationale mensenrechten in het nationale rechtsstelsel. Zo beslist de rechtbank bij een internationaal verdrag wat de nationale juridische waarde of status is van een verdrag dat internationaal bindend is voor een staat, of anders gezegd: in hoeverre een internationaal verdrag door een rechtbank als wet kan worden toegepast. De geldende regels voor de opname van internationale verdragen in de nationale rechtsorde verschillen van land tot land, al naar gelang het juridisch systeem monistisch, dualistisch of gemengd is. De opnameregels en de impact ervan op het binnenlandse effect van het IVRK zijn het algemene wettelijke kader waarbinnen dit onderzoek werd uitgevoerd.'
Monistische systemen zijn systemen waarbij geratificeerde internationale verdragen automatisch deel uitmaken van de nationale rechtsorde en rechtstreeks door rechtbanken kunnen worden toegepast. In dualistische systemen kunnen internationale verdragen niet rechtstreeks als wet worden toegepast als de wetgever geen opname of omzetting naar het nationale recht heeft. In de praktijk zijn juridische systemen zelden puur monistisch of puur dualistisch.
In het onderzoek staan de rechtsstelsels van Australië, Frankrijk en Zuid-Afrika centraal. Couzens koos voor deze landen omdat zij ieder een ander opnamemodel van internationale verdragen in de nationale rechtsorde hanteren: monistisch, dualistisch en gemengd. De kern van het proefschrift bestaat uit drie casestudy's van de toepassing van het IVRK van de hoogste jurisdictie in de genoemde rechtsstelsels. In de casestudy's beschrijft en analyseert de onderzoekster waarom, hoe en met welke gevolgen de rechtbanken het IVRK hebben toegepast.
Couzens stelt vast dat de opnameregels van internationale verdragen slechts gedeeltelijk de manier waarop rechtbanken het verdrag toepasten kunnen verklaren, en dat vele andere factoren de toepassing van het IVRK door nationale rechtbanken beïnvloeden. 'Ik constateer dat rechtbanken in de drie genoemde landen niet alle mogelijkheden gebruiken om het IVRK ten uitvoer te leggen, maar ook dat ze soms creatief zijn en de sterke punten van het binnenlandse systeem gebruiken om het IVRK toe te passen. Op deze manier compenseren rechtbanken tot op zekere hoogte de kwetsbaarheid van nationale wettelijke kaders waarin onvoldoende ruimte is voor kinderrechten. Een interessant onderdeel met betrekking tot alle drie de jurisdicties was de populariteit onder rechtbanken van het concept van het beste belang van het kind zoals vastgelegd in artikel 3 (1) van het IVRK. Dit duidt op het grote potentieel voor verdere ontwikkelingen met betrekking tot kinderrechten, vervat in de beginselen van het IVRK.'
Extra bescherming
Het proefschrift beveelt onder meer aan om meer aandacht te schenken aan de speciale identiteit van het IVRK ten opzichte van andere mensenrechtenverdragen, om zo de extra bescherming te kunnen identificeren die het verdrag biedt aan kinderen ten opzichte van andere nationale of internationale instrumenten. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het IVRK niet aan de kant wordt geschoven ten gunste van bekendere, juridisch verder ontwikkelde nationale of internationale instrumenten. Ook wordt aanbevolen dat rechtbanken meer aandacht schenken aan de interpretatie van het IVRK door het IVRK-comité (een groep deskundigen die toezicht houdt op de uitvoering van het IVRK door staten). Met de nodige voorzichtigheid vanwege de diversiteit van nationale rechtsstelsels, nodigt het proefschrift uit om na te denken over de waarde van wat nationale rechtbanken van elkaar kunnen leren van elkaars ervaringen bij de toepassing van het IVRK.
Het proefschrift helpt om de rol van rechtbanken bij de uitvoering van het IVRK in een nieuw licht te zien, zegt Couzens. 'Het onderzoek is nuttig omdat het de beperkingen en de mogelijkheden van rechtbanken om het IVRK toe te passen in beeld brengt. Ik hoop dat mijn proefschrift andere onderzoekers, en wellicht ook het juridisch werkveld, aanmoedigt om de kracht van binnenlandse rechtsstelsels te zoeken en te gebruiken, om zo de toepassing van het IVRK door rechtbanken effectiever te maken.'
Tekst: Floris van den Driesche
Mail de redactie