Expertmeeting Kircheiner-leerstoel en Thorbecke-leerstoel over botsende democratieopvattingen
In het voorjaar 2019 verscheen een themanummer van het Tijdschrift Sociale Vraagstukken over ‘de haperende lokale democratie’.
Het nummer bevat een dossier vol artikelen over de experimenten met de vernieuwing van de lokale democratie. Hoe staat het feitelijk met de burgerkracht en burgermacht waar het al zo lang over gaat? Op internet ontlokte dit nummer een reactie aan Menno Hurenkamp en Evelien Tonkens. Zij waarschuwen dat het debat over de lokale democratie dreigt op te stijgen wegens een gebrek aan zwaartekracht. ‘Leuke voorbeelden zijn goed,’ schrijven zij, ‘maar vergelijking van wat werkt en wat niet is beter.’
Vernieuwing van de (lokale) democratie heeft als onderwerp zowel de belangstelling van professor Verhey, Kirchheiner-hoogleraar, als van professor Boogaard, Thorbecke-hoogleraar. Samen organiseerden zij daarom op 11 oktober jl. een expertmeeting over dit onderwerp. Centraal stond de vraag: in hoeverre is bij al die experimentele democratische vernieuwing sprake van fundamentele botsing van democratieopvattingen die ten diepste niet kan worden opgelost? Deelnemers aan de discussie waren niet alleen de hoofdrolspelers van de discussie over het themanummer maar ook Thorbecke-fellows en experts uit diverse andere geledingen van de overheid en wetenschap.
Door de zeer gevarieerde samenstelling van de deelnemers leverde de expertmeeting een gevarieerde en geanimeerde discussie op. De beide organisatoren spreken dan ook van succes dat wat hen betreft zeker voor herhaling vatbaar is. Boogaard: ‘Ik heb veel scherper in beeld waar de spanning tussen de democratieopvattingen precies zit. Een groot deel van het probleem is geen fundamentele spanning tussen concepten, maar een kloof tussen het ideaal van de representatieve democratie en de altijd onvolkomen uitvoering daarvan. Representatieve democratie heeft dan altijd aanvulling van goed uitgedachte participatie nodig. Daar is nog een wereld te winnen, maar fundamenteel onoplosbaar is dat probleem niet. Dat geldt wel voor de verhouding tussen representatieve democratie en instrumenten als referenda en burgerlijke ongehoorzaamheid, die wezenlijk andere bronnen van autonomie aanboren.’ Verhey: ‘Belangrijk was dat er wetenschappers en mensen die in de praktijk werken met verschillende deskundigheden, ervaringen en achtergronden met elkaar in gesprek gingen. Dat gebeurt te weinig zodat de gedachtevorming in gescheiden circuits plaatsvindt en daar gemakkelijker blijft steken. Een van de dingen die ik geleerd heb is dat achter de behoefte aan burgerparticipatie verschillende soorten kritiek op politiek, bestuur en samenleving schuilgaan die niet steeds om eenzelfde reactie vragen. Dat moet je als overheid scherp in beeld hebben anders worden al snel de verkeerde instrumenten ingezet. Belangrijk is ook dat de overheid vooraf duidelijk maakt wat de kaders en de spelregels zijn zodat de burger weet waarop en hoe hij nog invloed kan uitoefenen. Daarmee wordt voorkomen dat verkeerde verwachtingen worden gewekt en de burger teleurgesteld raakt.’