Op pad met een International Credit Mobility-subsidie
De komende drie jaar gaan 92 studenten en wetenschappers van de Universiteit Leiden en hun partneruniversiteiten samen stappen zetten in onderzoek en onderwijs: alle veertien projecten die de Leidse universiteit indiende bij het International Credit Mobility-programma van de EU zijn gehonoreerd. Drie voorbeelden.
Samenwerking binnen het International Credit Mobility – onderdeel van Erasmus+ - betreft steeds universiteiten buiten Europa. Het belangrijkste doel van het programma is om samen met de partneruniversiteit kennis en vaardigheden te ontwikkelen, waarbij de collega’s elkaar ook daadwerkelijk treffen. Het programma is bij uitstek geschikt voor het verkennen van samenwerkingsmogelijkheden met nieuwe partneruniversiteiten en voor het bestendigen van al bestaande samenwerking.
In de nu gehonoreerde projecten zijn partneruniversiteiten van overal ter wereld betrokken: van Kazakhstan tot Kenia, en van Cuba tot China. In totaal heeft de Universiteit Leiden 414.000 euro subsidie verworven, in de vorm van individuele studie- en reisbeurzen.
Zie na het kader de drie voorbeelden van projecten:
- Historicus Peter Meel: Naar een andere kijk op het koloniale verleden
- Jurist Armin Cuyvers: East African Community geïnspireerd op EU-model
- Wiskundige Marcel de Jeu: Functionaalanalyse delen met China en Zuid-Afrika
Geïnteresseerden in een Erasmus+ International Credit Mobility-project (Call 2020) kunnen uiterlijk 15 november hun interesse kenbaar maken door een Expression of Interest in te dienen bij plaatsvervangend subsidieadviseur Dorien Jansen. Aanvragen worden begeleid en ingediend door de afdeling International Relations.
Geïnteresseerd? Lees meer over de mogelijkheden.
Naar een andere kijk op het koloniale verleden
Historicus Peter Meel gaat samen met collega Karwan Fatah-Black en collega’s van de Anton de Kom Universiteit in Suriname, twee workshops organiseren en twee mastercolleges ontwikkelen en geven. Onderwerp: het gedeelde Nederlands-Surinaamse koloniale verleden.
De eerste workshop is gericht op de bestudering van historiografische en methodologische kwesties, de tweede op curriculumontwikkeling en het uitdenken van beide mastercolleges. Het eerste college zal gewijd zijn aan de politieke ontwikkelingen in Suriname vanaf 1940 tot heden, het tweede college is meer sociaal-economisch van aard en focust op de overgang van slavernij naar contractarbeid.
De grote uitdaging is volgens Meel om het perspectief van enerzijds de kolonisator en anderzijds de gekoloniseerde te overstijgen en te zoeken naar nieuwe invalshoeken. Dat kan door te kijken naar de bredere inbedding van slavernij en onafhankelijkheid. ‘Het is bijvoorbeeld bekend dat Surinaamse nationalisten zich in de periode vóór de onafhankelijkheid richtten op de politieke en culturele ontwikkelingen in Afrika. Tegenwoordig is er onder invloed van processen van transnationalisme en globalisering meer aandacht voor wat er in Azië speelt. Historici in Nederland en Suriname hebben dit wel gesignaleerd, maar er nog maar betrekkelijk weinig mee gedaan.’ Staf en studenten van beide universiteiten gaan Surinaamse politici interviewen, te beginnen bij de oudere generaties. Suriname werd in 1975 onafhankelijk en er zijn nog redelijk veel mensen in leven die hierbij betrokken waren.
Maar de ambities zijn groter. Los van nieuwe wetenschappelijke inzichten wil Meel ook komen tot kennis die maatschappelijk zijn weerslag krijgt: ‘Zowel in Nederland als in Suriname is er inmiddels wel meer aandacht voor het gedeelde verleden dan laten we zeggen twintig jaar geleden. Maar het gaat er nu om dit verleden beter te laten landen bij het grote publiek en herkenbaar deel te laten uitmaken van de beide samenlevingen.’
De workshops vinden plaats in Leiden, de colleges in Paramaribo en Leiden. Meels counterpart aan de Anton de Kom Universiteit is Maurits Hassankhan.
East African Community geïnspireerd op EU-model
Europa is niet de enige regio waar de behoefte aan integratie van landen wordt gevoeld, elders op de wereld gebeurt het ook. Bijvoorbeeld in de Hoorn van Afrika, in het middenoosten van het continent. Daar zoeken de zes landen van de East African Community (EAC) meer eenheid: Kenia, Tanzania, Rwanda, Oeganda, Zuid-Soedan en Burundi.
Armin Cuyvers, jurist bij het Europa Instituut van de rechtenfaculteit, vertelt dat de EAC sterk geënt is op het model van de EU. Tegelijkertijd zijn de economie en cultuur er zo anders dat direct knippen en plakken niet kan. ‘Er is een vertaalslag nodig naar de regio’, aldus Cuyvers. ‘En het Europa Instituut denkt daarbij te kunnen helpen.’
Het gehonoreerde Credit Mobility-project betreft het verder overbrengen en ‘vertalen’ van kennis van het EU-recht door uitwisseling van studenten en onderzoekers met de universiteiten van Nairobi (Kenia), Dar es Salaam (Tanzania) en Kigali (Rwanda): zeventien Afrikaanse juristen komen een half jaar naar Leiden om kennis op het gebied van Europees recht op te doen of bij te spijkeren; andersom gaan Leidse juristen college geven bij de Afrikaanse universiteiten. De Afrikaanse studenten en onderzoekers die zo worden opgeleid kunnen vervolgens weer meewerken aan onderzoek en projecten in de regio. Een van de projecten is bijvoorbeeld de grondwet voor Oost-Afrika die nu wordt opgesteld. Het Europa Instituut speelt daar een adviserende rol bij. Cuyvers: ‘Het liefst willen we mensen die gaan werken bij de universiteit of de overheid, zodat hun kennis en ideeën meteen praktisch kunnen worden ingezet.’ Overigens honoreerde het Erasmus+ Credit Mobility Programme twee jaar geleden ook al een project met de EAC.
Het beeld van Afrika is er niet een van democratie en stabiliteit. ‘Er is sprake van een voor ons wonderlijke paradox’, zegt Cuyvers. ‘Niet lang geleden wilde de president van Burundi na twee wettelijke termijnen niet opstappen. Hogeraadsleden die de grondwet wilden handhaven, moesten zelf vluchten. Tegelijkertijd is er in de regio een breed draagvlak voor regionale integratie. Dat heeft te maken met de manier waarop in de dekolonisatie grenzen zijn getrokken: dwars door volken heen. Daardoor bestaat er ook een groot gevoel van gemeenschappelijkheid en zijn landsgrenzen minder belangrijk. Wij hopen dat regionale integratie daarbij een bescheiden steuntje in de goede richting kan geven.’
Functionaalanalyse delen met China en Zuid-Afrika
Wiskundige Marcel de Jeu heeft twee Credit Mobility-projecten gehonoreerd gekregen. Het ene betreft samenwerking met Sichuan University in Chengdu in China, het andere met de University of Pretoria in Zuid-Afrika. Beide projecten betreffen abstracte wiskunde, namelijk de functionaalanalyse. Deze vorm van analyse heeft met name toepassingen binnen de wiskunde zelf en binnen de natuurkunde.
De Jeu’s focus ligt op het subdomein Positivity, zoals het internationaal wordt genoemd. Gevraagd naar mogelijke maatschappelijke toepassing daarvan noemt De Jeu de economie, ‘maar dat is niet mijn eigen specialisme’. Positivity is in Nederland een met name Leidse onderzoeksrichting en ook de University of Pretoria is er sterk in. De nauwe samenwerking op het gebied van de functionaalanalyse tussen Leiden en Zuid-Afrikaanse universiteiten gaat ver terug, tot in de jaren vijftig van de vorige toen Aad Zaanen (1913–2003) in Leiden hoogleraar Wiskundige analyse was en als aanjager fungeerde.
Marcel de Jeu omschrijft zichzelf als functionaalanalyticus, werkend aan het deelgebied van de analyse dat zich bezighoudt met de studie van topologische vectorruimten en continue operatoren tussen dergelijke ruimten. ‘Daarbinnen heb ik de meeste aandacht voor het gebied Positivity, de theorie van geordende functionaalanalytische structuren.’
De samenwerking met Sichuan University, de beste universiteit van de provincie Sichuan in het zuidwesten van China, bestaat ook al langer maar is van recenter datum. China heeft een sterk selectief onderwijssysteem, al vanaf de kleuterschool. ‘Een test bepaalt naar welke universiteit een scholier mag; de meest begaafde studenten gaan naar de beste universiteiten’, aldus De Jeu. Sichuan University is een van de betere universiteiten die extra steun krijgen van de Chinese overheid en zich daardoor sterker en sneller kunnen ontwikkelen. En ook daar is Positivity onderwerp van onderzoek.
De Jeu gaat in het kader van het samenwerkingsproject een maand naar Pretoria, drie Zuid-Afrikaanse stafleden komen een maand naar Leiden. Een promovendus uit Pretoria komt voor een verblijf van vijf maanden naar Leiden en een Leidse promovendus kan vijf maanden naar Pretoria. Een bijzonderheid is dat De Jeu - terwijl de aanvraag van zijn project nog liep – bijzonder hoogleraar is geworden in Pretoria. Dit waren gescheiden trajecten, maar ze versterken elkaar uiteindelijk wel.
Voor het samenwerkingsproject met China reist De Jeu twee keer voor een maand naar het oosten en een Chinese collega komt een maand naar Leiden Een Leidse promovendus kan drie maanden aan Sichuan University onderzoek doen en een Chinese promovendus komt vijf maanden naar Nederland.
Voor alle betrokken onderzoekers geldt: van elke week dat zij in het buitenland verblijven, besteden ze één dag aan onderwijs, zodat ook de studenten in de drie landen profijt kunnen hebben van de uitwisseling. Het begeleiden van promovendi valt ook onder het onderwijs.
Het gaat er bij beide projecten om kennis te delen en te vermeerderen. Allebei hebben ze een looptijd van drie jaar.