‘Erfgoed is nooit neutraal, het wordt altijd geïnterpreteerd'
Per 1 september 2019 is prof. dr. Pieter ter Keurs benoemd tot wetenschappelijk directeur van het Leiden-Delft-Erasmus Centre for Global Heritage and Development en tot hoogleraar Museums, Collections and Society aan de faculteiten Geesteswetenschappen en Archeologie van de Universiteit Leiden.
Dit artikel verscheen eerder op de site van LDE: de redactie sprak hem over zijn visie op erfgoed en zijn loopbaan in de museale wereld.
Wat is uw ambitie met het Centre for Global Heritage and Development? ‘Het centre bevindt zich in het dynamische gebied van erfgoed en samenleving. Daar is veel in te doen, er spelen veel spannende vraagstukken. Erfgoed kan zorgen voor groepsgevoel en stabiliteit omdat het mensen een gevoel van herkenning, een bekende omgeving geeft. Als je aan dat erfgoed komt, dan kom je aan de identiteit van die groepen mensen. Bij vernietiging maar soms ook bij bescherming. Bijvoorbeeld wanneer bij de toekenning van de status van werelderfgoed door UNESCO de lokale gemeenschap zegt: “Bemoei je er niet mee, dit is ons erfgoed want wij leven en werken hier.”’
‘Organisatorisch gezien is het centre goed op orde. Mijn voorganger Jan Kolen heeft samen met het team al de nodige focus aangebracht. Het centre is georganiseerd rond drie clusters: Erfgoed & Omgeving, Erfgoed & Identiteit en Bedreigd Erfgoed (Lees hierover in het magazine van april 2019).’
Wat is uw achtergrond, hoe bent u gevormd? ‘Ik heb antropologie in Leiden gestudeerd, wat waarschijnlijk ook mijn gezichtspunt heeft bepaald als het over erfgoed gaat. Mijn specialisme is antropologie van de materiële cultuur. Een historische plek of archeologisch object bekijk ik altijd met de vraag: wat doen mensen ermee, wat heeft het voor betekenis voor hen, op die plek? Ik heb dit met name in Zuid-Oost Azië onderzocht en er veel met de lokale bevolking in onder andere Nieuw-Guinea, Indonesië en de Filippijnen over gesproken. Mijn dissertatie ging over hoe mensen zich verhouden tot materiële dingen. Het is altijd mijn overtuiging gebleven dat de betekenis van voorwerpen niet eendimensionaal is. Ze hebben een effect op mensen en kunnen daarmee een sociale en politieke lading hebben.’
Op welke plekken heeft u eerder gewerkt? ‘Ik kom uit de Leidse museumwereld, ben ooit begonnen als conservator bij het Volkenkundig Museum (nu het Nationaal Museum voor Wereldculturen) en heb daarna lange tijd bij het Rijksmuseum van Oudheden gewerkt, op dit moment nog als hoofd Collecties en Onderzoek. Daarnaast was ik al verbonden aan de Universiteit Leiden als bijzonder hoogleraar, wat vanaf september een fulltime hoogleraarschap Museums, Collections and Society zal worden. Vanuit die functie zal ik ook de rol van directeur van het Leiden-Delft-Erasmus Centre for Global Heritage and Development gaan vervullen.’
Wat spreekt u aan in cultureel erfgoed? ‘Wat ik erg leuk vind aan erfgoed is dat je bezig bent met wetenschappelijk onderzoek maar ook echt met wat er in de maatschappij speelt. Je kijkt niet alleen naar het materiële en immateriële erfgoed zelf, maar juist ook naar de context waarin het zich bevindt en geeft daarmee duiding. Bijvoorbeeld door uit te leggen waar een object voor werd gebruikt, hoe men toen leefde, hoe het landschap eruit zag. Er zijn nu ook veel meer stakeholders dan vroeger die iets van erfgoed vinden. Ze willen soms de ruimte voor iets anders, bijvoorbeeld woningbouw, of willen juist iets beschermen waar ander erfgoed, als keuze van een gemeente of provincie, voorrang heeft. Je kan dus als erfgoedspecialist niet alleen maar veel kennis hebben van de Romeinse tijd, je moet ook middenin de huidige samenleving staan. Zodat je begrijpt wat cultuurhistorie voor verschillende groepen betekent en waarom men wellicht liever een speeltuintje dan een replica van een wachttoren in de wijk wil.’
Welke maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot erfgoed vindt u belangrijk of interessant? ‘Wat steeds belangrijker wordt is dat erfgoed omstreden kan zijn, een politieke lading krijgt en inzet wordt van strijd. Dat is niet alleen in Syrië zo, maar een tendens wereldwijd. Denk aan het oprichten van standbeelden van blanke boeren in Zuid-Afrika wat voor velen pijnlijke herinneringen oproept aan het apartheidsregime. Maar ook de opkomst van musea in China vind ik opvallend. In het nieuwe politieke systeem speelt erfgoed een belangrijke rol dus die musea moeten in hoog tempo gevuld worden met artefacten die de Chinese geschiedenis vertegenwoordigen. Erfgoed is nooit neutraal, het wordt altijd geïnterpreteerd. Ik vind het belangrijk dat we daar vanuit de wetenschap een rol in blijven spelen.’
Loopt dit parallel met de thema’s van het Centre for Global Heritage & Development? ‘Ja, de drie clusters van het centre sluiten hier goed op aan en ook activiteiten zoals de Summer School Cultural Objects, Human Rights and International Law. Ik zie wel een spagaat met dat we enerzijds bezig zijn met wereldproblematiek, want we verbinden ons ook aan de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN, maar dat anderzijds de praktische kant van erfgoed juist op heel kleinschalig niveau plaatsvindt, namelijk met gemeenten of lokale belangenverenigingen.’
Hoe werken wetenschappers van het Centre for Global Heritage and Development samen? ‘Het Scanning for Syria project laat al een heel mooie samenwerking tussen ingenieurs uit Delft en archeologen uit Leiden zien en ik denk dat zo’n mix van techniek en geesteswetenschappen steeds belangrijker zal worden in de toekomst. Ook als het gaat om statistische uitkomsten uit onderzoek is het van belang dat er duiding is vanuit de geesteswetenschappen. Bij aanvragen van onderzoeksgeld is deze multidisciplinaire aanpak ook steeds belangrijker en het mooie is: dat hebben we als Leiden-Delft-Erasmus al in huis met ons brede pakket in alfa-, bèta- en gammawetenschappen.’
‘Voor ons centre is natuurlijk een extra uitdaging om vanuit de drie universiteiten een samenwerking te laten ontstaan. Dat is niet altijd te sturen. Mijn idee is dat als mensen het goed met elkaar kunnen vinden er leuke, nieuwe projecten ontstaan. En daar hoop ik natuurlijk wel een rol in te kunnen spelen als directeur.’