Hoe globalisering de sociale zekerheid verandert
Door globalisering, migratie en technologische vooruitgang moeten politici ingewikkelde keuzes maken op het gebied van sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid. Bijzonder hoogleraar Olaf van Vliet vertelt erover in zijn oratie op 7 juni.
De arbeidsmarkt verandert in rap tempo. Door verregaande globalisering zijn productieprocessen overgeheveld naar lagelonenlanden zoals China, stromen goederen en kapitaal vrijwel ongehinderd over de planeet, en zijn in veel productielijnen mensen vervangen door robots.
Die veranderende arbeidsmarkt heeft ook veel invloed op de sociale zekerheid, zegt Olaf van Vliet in zijn oratie. Hij is bijzonder hoogleraar Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid in Internationaal Perspectief aan de Universiteit Leiden. Op verschillende fronten zijn met name lager opgeleiden en werknemers uit het middensegment een deel van hun baanzekerheid of sociale zekerheid verloren. Hun arbeid wordt immers het gemakkelijkst geoutsourcet naar lagelonenlanden of geautomatiseerd door robots en computers.
Meer inkomensongelijkheid
Van Vliet noemt als voorbeeld de klassieke bankmedewerker. ‘Het betalingsverkeer verloopt steeds meer via apps en steeds minder via mensenhanden. Daardoor zijn er in de afgelopen jaren bij de grote banken tienduizenden banen verdwenen.’ Veel van die mensen vinden uiteindelijk wel weer werk in andere dienstensectoren zoals de horeca, maar daar zijn de inkomens relatief laag. Het leidt volgens de hoogleraar vaak tot meer inkomensongelijkheid.
‘Een belangrijke vraag voor de komende jaren zal zijn hoe sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid de structurele veranderingen op de arbeidsmarkt kunnen accommoderen en hoe de verliezers kunnen worden gecompenseerd,’ zegt Van Vliet, die zelf veel onderzoek doet op deze terreinen. Het overheidsgeld is natuurlijk beperkt, en het is de vraag of het klassieke sociaal vangnet nog voldoet.
‘Sociaal investeringsbeleid’
Verschillende wetenschappers uit het vakgebied pleiten voor een zogeheten ‘sociaal investeringsbeleid’. Werkzoekenden krijgen in dat systeem niet meer de klassieke sociale bescherming zoals werkloosheids- en bijstandsuitkeringen, maar bijvoorbeeld een vergoeding voor omscholing naar ander werk. Dat zou volgens sommigen niet alleen beter zijn voor de werkzoekende zelf, maar ook voor de economie als geheel. De verzorgingsstaat zou in dat geval een ‘trampoline’ moeten verschaffen, en niet een ‘vangnet’.
Het is in ieder geval duidelijk dat er minder politiek en maatschappelijk draagvlak lijkt te zijn voor bijstandsuitkeringen, zegt Van Vliet. Bedroeg een bijstandsuitkering in 1990 nog 59 procent van het gemiddeld inkomen uit werk, in 2009 is dat teruggelopen tot 52 procent. De uitkeringen zijn jaar na jaar dus minder gestegen dan de gemiddelde lonen, wat in de praktijk neerkomt op een daling van het besteedbaar inkomen van bijstandsgerechtigden.
Kleine beslissingen
Het zijn precies dit soort ontwikkelingen die onderzoek naar sociale zekerheid zo interessant maken, zegt Van Vliet in zijn oratie. ‘De relatieve daling van het bijstandsniveau is niet het gevolg van een grote hervorming, maar van vele kleine beslissingen om het bijstandsniveau niet te indexeren aan de hand van de stijgende lonen. Die beslissingen kunnen we alleen zichtbaar maken door het doen van empirisch onderzoek. Het verzamelen en ontwikkelen van data zal één van mijn aandachtsgebieden blijven in de komende jaren.’