Universiteit Leiden

nl en

Hersenzenuw prikkelen in je oor voor minder angstklachten

Mensen lijken sneller hun angst af te leren wanneer je de hersenzenuw nervus vagus stimuleert met een apparaatje in het oor. Andreas Burger onderzocht in zijn promotieonderzoek bij Klinische psychologie nieuwe mogelijkheden voor behandeling van angstklachten. Promotie op 15 mei.

Mensen worstelen met angstklachten die hen beperken in hun dagelijks leven. Burger weet dat het mensen met epilepsie helpt om de hersenzenuw te prikkelen. Daarvoor is een chirurgische ingreep noodzakelijk bij patiënten die resistent zijn voor de standaardbehandeling van epilepsie en ook depressie. Sinds kort wordt gezocht naar andere manieren om deze zenuw te prikkelen zonder zo’n chirurgische ingreep. Een apparaatje ter grootte van een mobiele telefoon geeft elektrische schokjes aan het oor, vergelijkbaar met kleine naaldenprikjes. In zijn promotieonderzoek zet Burger deze zoektocht voort.

Sneller uitdoven van angst

De deelnemers aan het onderzoek krijgen herhaaldelijk twee plaatjes te zien, waarbij een vervelende elektrische schok op de pols volgt bij één van beide figuren. Na een tijdje vertonen mensen verhoogde angst voor dat plaatje, ook zonder schok: een klassieke Pavlov-reactie. Wanneer de onderzoekers vervolgens dat plaatje meerdere keren laten zien zonder de schok erbij te geven, neemt die angst langzamerhand weer af. Burger: ‘Dat is in principe ook wat er gebeurt tijdens veel psychologische behandelingen van angst: de patiënt herhaaldelijk blootstellen aan waar die bang voor is. We noemen het daarom ook exposure therapie.’

Wanneer Burger tijdens de afnemende angst tegelijkertijd de nervus vagus van de proefpersonen stimuleert met kleine schokjes in het oor, verloopt het proces van angstuitdoving sneller. ‘Door de zenuwstimulatie leer je dus sneller om het plaatje niet meer te associëren met de schok’, vat Burger zijn bevindingen samen. ‘Al weten we nog niks zeker, hoopvol is het wel vanwege de makkelijke manier om de nervus vagus te prikkelen.’

Geen fysiologische reacties

Het onderzoek van Burger suggereert dat de zenuwprikkeling bij het oor mogelijk van toegevoegde waarde zou kunnen zijn bij de behandeling van angst. Daarmee zet hij een belangrijke eerste stap naar deze ‘non-invasieve’ zenuwstimulatie bij behandeling van angstklachten. Hij vermoedt dat er daardoor meer mogelijkheden komen voor behandeling. Tegelijk wil hij geen overspannen verwachtingen wekken: ‘We hebben dan wel gevonden dat de angst sneller uitdooft bij zenuwprikkeling, maar we zagen het effect niet terug op de hartslag en huidgeleiding. Deze fysiologische reacties hebben we ook gemeten tijdens de angsttaak, waarbij mensen met elektrodes achter de computer in het lab zitten.’

‘Stepping stone’

Het onderzoek staat nog in de kinderschoenen, beseft Burger terdege. Want wat is het achterliggende werkingsmechanisme? En met welke frequentie en intensiteit moet je de zenuwstimulatie toepassen? Hij ziet zijn onderzoek eerder als een ‘stepping stone’. ‘Het is belangrijk dat nu goed uitgezocht wordt of deze methode werkt en wat dan de mechanismen achter deze zenuwstimulatie zijn.’ Burger gaat verder met zijn onderzoek als postdoc aan de KU Leuven, waarmee hij al samenwerkt sinds het begin van zijn PhD-traject.

Over het onderzoek

Kritisch

Zijn grootste winst in het promotietraject vindt Burger zijn  kritische houding, en dat er  ruimte was voor een negatief geluid. ‘Mijn onderzoeksgebied is behoorlijk beïnvloed door de industrie, net als bij medicijnen. Daarbij klinken voornamelijk positieve geluiden door in de literatuur, terwijl conflicterende belangen, negatieve geluiden en resultaten worden weggemoffeld.’ Ook bij psychologisch onderzoek is daar over het algemeen nog een slag te slaan, vermoedt Burger.

Preregistratie

Dat geldt ook voor  preregistratie van psychologisch onderzoek. Dit is al langer verplicht voor medisch onderzoek: voorafgaand aan een onderzoek moet worden vastgelegd  wat men gaat onderzoeken en op welke manier. Zo’n preregistratie van onderzoek in de psychologie vindt Burger hard nodig, omdat anders de verleiding groot is om na afloop in de data te gaan ‘grasduinen' naar resultaten. ‘Als je niet van te voren vastlegt wat je precies gaat onderzoeken, dan vind je achteraf altijd wel iets waar groepen mogelijk in verschillen. Daarmee is de kans groot op toevalsbevindingen. Daar komt ook die crisis uit voort’, duidt Burger de problemen met replicatie van psychologisch onderzoek. Omdat preregistratie van psychologisch onderzoek een reactie daarop is, vindt Burger het jammer dat het in de psychologie nog geen usance is.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.