Wat South Park ons vertelt over Charles Darwin
Zo’n beetje alles over Charles Darwin is inmiddels wel geschreven of gezegd. Toch wist Norbert Peeters – samen met Tessa van Dijk – alsnog een origineel boek te schrijven over de grote Engelse geleerde. In aanloop naar Darwindag (12 februari) vertelt hij erover.
Gefeliciteerd met Darwindag!
‘Haha, dank je. Meestal word ik er pas op de dag zelf aan herinnerd, wat vervolgens resulteert in een extralange struinsessie op twitter. Maar toevallig vier ik het dit jaar wel. Ik ben gevraagd om een lezing te geven over ons boek Darwins engelen voor het Darwin Café 2019 in Café Rad van Wageningen.’
Waarom is het belangrijk dat we deze dag markeren?
‘Ik herinner me een aflevering van de tekenfilmserie South Park waarin telkens wordt gezegd “Simpsons did it!”, om te benadrukken dat vrijwel elk denkbaar scenario al eens door The Simpsons is uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor biologen. Je kunt het zo gek niet bedenken of Darwin heeft het al eens onder de loep genomen. Van paradijsvogels, parasitaire wespen en zeepokken tot vleesetende planten, orchideeën en regenwormen. Zelfs de onderwerpen die Darwin niet aanstipt, worden vaak verklaard vanuit zijn evolutieleer. Zoals de beroemde uitspraak van Theodosius Dobzhansky onderstreept: “Niets in de biologie heeft betekenis, tenzij in het licht van de evolutie.”’
‘Maar ook zijn onderzoekende geest verdient onze aandacht. Dat illustreer ik wel eens met Darwins bezoek aan Stone Henge. Vrijwel elke toerist stiefelt een paar keer rond de stenenhoop en schiet wat selfies om vervolgens snel aan de appeltaart en warme chocomelk te beginnen in een nabijgelegen bistro. Maar Darwin niet, die vraagt zich na het zien van wat regenwormhoopjes af welke invloed de graafactiviteiten van de wormen hebben gehad op de verzakking van deze monolieten.’
Jij hebt samen met Tessa van Dijk een boek gemaakt over de vrouwen rond Darwin. Waarom niet over Darwin zelf?
‘Inmiddels beslaat de Darwinlectuur een forse bibliotheek, van voor de hand liggende onderwerpen zoals de Galapagosvinken tot speculaties over de mogelijke ziekte waar hij aan leed, de verschillende honden die hij had en zelfs over de plantenzaden die hij uit vogelpoep pulkte. Tessa van Dijk en ik ontdekten dat er in deze muur van boeken en artikelen echter weinig aandacht is voor vrouwelijke wetenschappers waar Darwin mee correspondeerde. Vooral in zijn botanische studies deed hij dat veelvuldig. In zijn boek over insectenetende planten schrijft hij bijvoorbeeld: “Mevr. Treat uit New Jersey is succesvoller dan welke andere waarnemer ook.” Het leek Tessa en mij daarom aardig om samen met andere schrijvers een bundel samen te stellen met portretten van verschillende vrouwen waarmee Darwin correspondeerde.’
Wat maakt deze vrouwen zo bijzonder?
‘In de tweede helft van de negentiende eeuw weet de natuurlijke historie, tegenwoordig aangeduid als biologie, veel mensen buiten de muren van de universiteit te enthousiasmeren. Burgers uit de boven- en middenklasse trekken in hun vrije tijd massaal de natuur in en bezoeken ’s avonds lezingen en speciale wetenschapsshows met onder meer microscopie-projecties. Maar veel van de vrijetijdsbestedingen met een natuurhistorisch oormerk zijn weggelegd voor mannen. Voor de Victoriaanse vrouw zijn vogelen, fossielen zoeken of het verzamelen en opspelden van insecten onacceptabele hobby’s. Als je ondanks al deze weerstand nog steeds bereid bent om je te verdiepen in een vakgebied, geef je niet alleen blijk van doorzettingsvermogen en vastberadenheid maar ook van klasse.’
Wat is de allermooiste anekdote uit jullie boek?
‘Dit is een lastige vraag. Als ik er één zou moeten kiezen dan wellicht toch de discussie tussen Darwin en de Amerikaanse wetenschapper Mary Treat. Beiden buigen zich over het vangmechanisme van een vleesetende plant met de naam blaasjeskruid (Utricularia). Darwin beschrijft in Insectivorous Plants (1875) hoe hij verwoede pogingen onderneemt om de werking van de kleine blaasjes aan deze plant bloot te leggen. Met een naald en een fijne kamelenharenkwast beroert hij het valluik van de blaasjes, maar zonder resultaat.’
‘Mary Treat heeft meer succes. Hoewel de beweging te snel is om waar te nemen, biedt zij de juiste verklaring: “Als er zich in het blaasje een gedeeltelijk vacuüm voordeed, zou het plotseling openen van de klep voldoende kracht creëren om alles wat zich in de nabijheid van het blaasje bevond weg te voeren; en dit illustreert de beweging die wij uitgevoerd zien.” Ruiterlijk erkent Darwin zijn ongelijk en neemt Treats verklaring over. Dit illustreert haar vastberadenheid. Ze heeft er geen moeite mee om de beroemde Britse bioloog te bekritiseren en te vertrouwen op haar eigen expertise.’
Zou er niet ook speciale dag moeten komen voor de vrouwen rond Darwin?
‘In de zee van bewustwordingsdagen vraag ik me af of er nog een datum vrij is op de kalender. Wel lijkt het mij van belang dat geschiedschrijvers en wetenschapspopularisatoren aandacht schenken aan vrouwen in de wetenschap. Gelukkig wordt in toenemende mate ook een plek opgeëist voor vrouwen in de canon van de wetenschap. Naast Newton, Linnaeus en Darwin verdienen ook namen zoals Mary Anning, Maria Sibylla Merian of Barbara McClintock het om household names te zijn in de wetenschapsgeschiedenis. Het belang van vrouwelijke wetenschappelijke rolmodellen uit zowel het verleden als nu is niet gering. Denk bijvoorbeeld aan Britse primatologe Jane Goodall. Ook in Nederland mag er naast Freek Vonk best een Froukje komen.’