Optimale hoeveelheid dopamine verbetert het cognitieve vermogen
De ‘juiste’ hoeveelheid dopamine in de hersenen maakt proefpersonen beter in het oplossen van bepaalde cognitieve taken. Dat concludeert Bryant Jongkees op basis van literatuurstudie en experimenten. Promotie op 21 februari.
Schakel jij gemakkelijk tussen Instagram en je studieopdrachten? Onthoud je eenvoudig iemands telefoonnummer? En sla je zonder moeite een stuk taart af als er wéér een collega jarig is? Dan zou het zomaar kunnen dat je een optimale hoeveelheid dopamine in je hersenen hebt.
Bryant Jongkees onderzocht voor zijn promotieonderzoek de relatie tussen dit stofje en het gemak waarmee iemand zogenoemde cognitieve taken uitvoert. Uit zijn experimenten blijkt onder meer dat proefpersonen hun taakjes daadwerkelijk beter oplosten als zij het dopamineniveau in hun hersenen kunstmatig oppompten.
Vruchtensapje
‘Voor het experiment diende ik twintig proefpersonen een vruchtensapje toe met tyrosine, een bouwsteen voor dopamine die je kunt vinden in je dagelijkse voeding,’ zei Jongkees. ‘Vervolgens liet ik ze geheugentaakjes uitvoeren. Zo moesten ze bijvoorbeeld een reeks letters bekijken, en iedere keer beoordelen of de letter op het scherm al eerder in de reeks voorkwam. Daaruit bleek dat de prestaties van de personen wanneer ze tyrosine kregen, significant beter waren dan wanneer diezelfde personen een placebo kregen. Ze waren sneller en maakten minder fouten.’
In zijn onderzoek stelde Jongkees ook vast dat er een verband is tussen de hoeveelheid dopamine en het aantal keer dat iemand met zijn of haar ogen knippert. Dat deed hij op basis van een uitgebreide literatuurstudie, waarvoor hij de conclusies verzamelde van meer dan honderd eerdere studies naar dit onderwerp. Wie meer knippert, heeft vermoedelijk meer dopamine in de hersenen.
Schizofrenie en Parkinson
Het knippergehalte kan een belangrijke bron van informatie zijn in klinisch onderzoek. Volgens Jongkees is er namelijk een optimum in de hoeveelheid dopamine die iemand in de hersenen zou moeten hebben. Wijk je te ver af van dat optimum, dan kan dat voor problemen zorgen. Patiënten met Parkinson hebben bijvoorbeeld een sterk tekort aan dopamine in de hersenen, en presteren daarom slechter op cognitieve taken dan gezonde personen. Ook knipperen patiënten met Parkinson veel minder vaak met hun ogen, een duidelijk teken van hun tekort aan dopamine. Schizofrenie is juist een gevolg van een teveel aan dopamine, waardoor patiënten hallucinaties kunnen krijgen, snel afgeleid zijn, en heel vaak met hun ogen knipperen.
Volgens Jongkees zou het knippergehalte gebruikt kunnen worden in klinisch onderzoek om te bepalen in welk stadium de aandoening van een patiënt zich bevindt. Hoe lager het knippergehalte, des te verder gevorderd is de Parkinson. Daarnaast kan het knippergehalte een idee geven of de patiënt goed reageert op medicatie die het dopamineniveau moet verhogen: als de patiënt vaker gaat knipperen, dan is dit een teken dat de medicatie werkt.
Wonderpil
Komt er binnenkort dan een ‘wonderpil’ die vol zit met tyrosine om concentratie- en geheugenproblemen op te lossen? Zo ver is het nog lang niet, denkt Jongkees. ‘We moeten niet vergeten dat een laboratorium een zeer gecontroleerde setting is. De taakjes in het lab vertalen niet zomaar naar echte tentamens of proefwerken. Bovendien zijn er in de buitenwereld veel meer factoren die invloed hebben op iemands studiesucces. Een volgende stap zou zijn om de kracht van tyrosine te testen in het dagelijks leven.’
Beeld: Jeremy Keith via Flickr.