Hoe twee amateurspeurders een complete Romeinse schat blootlegden
Twee Brabantse broers vonden in 2017 meer dan honderd antieke munten in een open veld. Een Leidse historica bestudeerde de munten en concludeerde dat het om een heuse Romeinse schat ging. Een reconstructie in drie bedrijven.
Deel 1 – Een koude winterdag in Brabant
‘Ik ben wat later thuis.’ Nico van Schaijk klinkt gejaagder dan normaal als hij in februari 2017 zijn vrouw opbelt. Er zit een scherp randje aan zijn stem. ‘Reken maar niet op mij met het eten. Het gaat hier helemaal los.’ Dan hangt hij op. Zijn vrouw weet genoeg.
Tot dan toe was de middag geen succes. Al een paar uur lang liepen Nico en zijn broer Wim over de velden van Berlicum, een Brabants dorp niet ver van Den Bosch. Met lange halen lieten ze hun metaaldetectors heen en weer zwiepen over de dunbesneeuwde grond. Links, rechts, links, rechts. De kou sneed langzaam door de handschoenen heen en de metaaldetector lag met het kwartier zwaarder in de hand. Nog even en het zou gaan schemeren.
Natuurlijk, je vindt op zo’n dag altijd wel wat. Een oud kannetje hier, een potje daar. Of één van de talloze granaatsplinters en bomscherven uit de oorlog die hier in de bodem zitten. Maar daar doen de broers het niet voor, al is het maar omdat de kofferbak er al vol mee ligt. Die dag vonden ze ‘alleen maar zooi’, zal Wim later zeggen. Er was eigenlijk maar één lichtpuntje te bedenken: ze hadden in ieder geval nog geen onontplofte granaat gevonden. In dat geval moet de explosievenopruimingsdienst eraan te pas komen om de blindganger op te blazen, en dan is het echt einde oefening.
‘Zullen we er maar mee stoppen?,’ vraagt Wim aan zijn broer. Ze staan op dat moment vlak naast het riviertje de Aa. Het waterschap wil het rechtgetrokken stroompje weer laten meanderen, de werkzaamheden hebben de bodem er flink omgewoeld. ‘Prima,’ antwoord Nico, ‘maar laten we nog even een rondje maken rond dat vennetje.’
Het is eerst de metaaldetector van Nico die aanslaat. Een hoog, snerpend geluid jaagt over de Brabantse sneeuwvlakte. Even later is het Wims machine die afgaat. En dan nog eens, en nog eens. Op een gegeven moment schreeuwen de detectors zó vaak en zó schel dat Wim zich afvraagt of er niet iets mis is met zijn apparaat. Maar nee, het signaal komt toch echt uit de grond.
De broers beginnen als bezetenen te graven.
Deel 2 – Van onschatbare waarde en toch waardeloos
‘Yes’, denkt historica Liesbeth Claes van de Universiteit Leiden. Ze surft wel vaker op internetfora voor amateurarcheologen, maar dit had ze niet eerder meegemaakt. Twee broers zouden een flinke hoeveelheid Romeinse munten hebben gevonden. En dat nota bene in Berlicum, een Brabants dorp dat ver ligt verwijderd van de grote rivieren, en dus ver van de buitengrenzen van het Romeinse Rijk.
Wat doet die muntschat daar? En is het eigenlijk wel een schat? Claes, gespecialiseerd in Romeinse munten, wil het maar wat graag onderzoeken. En dus neemt ze contact op met Nico en Wim. De broers hadden in de tussentijd hun vondst aangemeld bij PAN (Portable Antiquities of the Netherlands), waarna de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE) besloot een archeologisch onderzoek te starten. Niet veel later komen de foto’s bij haar binnen.
Het blijkt te gaan om vier zilveren denarii en 103 voornamelijk bronzen sestertii en assen. Voorlopig onderzoek wijst uit dat de munten geslagen zijn vanaf de regeerperiode van keizer Vespasianus (69 na Chr.) tot aan keizer Marcus Aurelius (180 na Chr.). Daarnaast is er één oudere munt van de muntmeester Calpurnius (90 vr. Chr.) gevonden. Wat ook opvalt: een groot deel van de munten is met een dikke korst ijzer bedekt. Ze zijn afkomstig uit een zandlaag in een nat gebied met zeer veel natuurlijke brokken ijzer.
Aanvankelijk lijkt het er overigens niet op dat het om een echte schat gaat. De munten liggen niet op één plek, maar verspreid over een wat grotere geografische locatie. Of in archeologentaal: het is geen puntvondst. Het is dus erg onwaarschijnlijk dat een rijke Romein een amfora met munten in de grond heeft gestopt. Bovendien beslaan de munten een periode van meerdere keizers, wat bij deze verspreide muntvondst suggereert dat de munten over een langere periode in de grond gekomen zijn.
Toch concludeert Claes later dat het zeer waarschijnlijk wél om een schat gaat, maar dan om een zogeheten votiefschat. Vermoedelijk hebben meerdere personen over een langere periode munten achtergelaten op deze specifieke plek. Dat is goed mogelijk, want uitgerekend op de vindplaats was er in de Romeinse tijd een doorwaadbare plaats in de Aa, bleek uit het onderzoek van de RCE. Waren de munten misschien een offerande aan de goden voor een behouden overtocht?
De vondst is hoe dan ook bijzonder, zegt Claes. Hij laat duidelijk zien dat het Romeinse leven in Nederland zich niet beperkte tot de fortificaties aan de Rijn en Waal. Ook in de binnenlanden was activiteit. ‘En wie weet was de oversteekplaats bij Berlicum wel een belangrijke tussenstop tussen de verschillende belangrijke Romeinse plaatsen in die regio, zoals de tempel van Hercules Magusanus in Empel, de pottenbakkerij in Halder en de nederzetting bij Cuijk,’ zegt Claes.
En zijn de munten nog wat waard? Claes moet lachen. ‘Die vraag krijg ik vaker. In dit geval valt het nogal tegen. Alle bronzen munten bij elkaar zijn waarschijnlijk nog geen twintig euro waard, ook omdat ze zo sterk geërodeerd zijn. De vier zilveren denarii zijn in veel betere staat en ieder zo’n 100 euro waard. Maar vergeet niet dat de wetenschappelijke waarde van deze vondst vele malen groter is dan de financiële.
Deel 3 – Wat blijft, is het verhaal
Terug in Berlicum lachen de broers er besmuikt om. Ook zij weten inmiddels dat ze na de vondst heus niet met vervroegd pensioen kunnen. Alleen al het laten reinigen van de munten kostte vermoedelijk meer dan ze op de markt zullen opleveren. En dus gaat Wim terug naar zijn beveiligingsbedrijf en Nico naar zijn koeienstallen. Zo meteen komt de loonwerker om de mestopslag onder de stalvloer leeg te pompen, dus hij moet vaart maken.
Wat blijft, is het verhaal. Het verhaal van twee Brabantse broers die met een eenvoudige metaaldetector een complete Romeinse schat blootlegden. De media doken er dan ook gretig bovenop. Van het plaatselijke suffertje tot de NOS en van het Brabants Dagblad tot SBS6: geduldig leidden Nico en Wim de journalisten rond over ‘hun’ veldje aan het slingerende riviertje de Aa. Inmiddels gaan ze haast routineus op de foto, met metaaldetector en spade in de hand. Het kan gek lopen voor twee amateurspeurders.
We lopen het veld af. Nico legt zijn metaaldetector achter in de auto, gooit de kofferbak dicht en gaat achter het stuur zitten. Het dasboard is bedekt met een dun laagje gruis, op de vloerbedekking staan modderige schoenafdrukken. Dit is de wagen van een buitenmens. Hij start de motor, laat de koppeling langzaam opkomen en rijdt weg over het zandweggetje. Vanavond eet hij gewoon thuis.
Tekst en beeld: Merijn van Nuland
Mail de redactie