Elke Europese burger drietalig?
De Leidse taalwetenschapper Lisa Cheng spreekt zelf twee Chinese talen, Engels en Nederlands. Zij is een groot voorstander van de wens van de Europese Commissie dat iedere Europese burger meerdere talen goed leert spreken. ‘Drie talen kan gemakkelijk.’
Alle inwoners van Europa spreken op termijn naast hun moedertaal ook twee andere talen. Dat is het talige ideaalbeeld van de Europese Commissie, die dit dichterbij hoopt te brengen door te putten uit inzichten van AThEME, Advancing the European Multilingual Experience. Dit met Europese gelden gefinancierde onderzoeksproject bestaat uit vier onderzoeksthema’s: regionale talen, talen uit het land van herkomst, de cognitieve aspecten van meertaligheid, en communicatieve beperkingen (zoals dyslexie, stotteren en afasie).
AThEME is gericht op beleidsmakers, gezondheids- en onderwijsprofessionals en staat onder leiding van taalwetenschapper Lisa Cheng, Hoogleraar Algemene Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden. Zeventien partnerinstellingen in acht landen werken eraan mee. Voorjaar 2019 wordt dit vijf jaar durende onderzoeksprogramma afgesloten en zullen er vijf beleidsbrieven liggen voor de EU. Kritische beleidsbrieven, zo valt op basis van de eerste twee te verwachten (aan de rest wordt nog gewerkt). Want wie praat over meertaligheid, heeft het niet alleen over standaardtalen en streektalen, over minderheden en migranten, over dialecten en dyslexie, maar ook over (voor)oordelen en onwetendheid.
Voordat we het daarover gaan hebben: elke burger drietalig, is dat realistisch? En moet je dat eigenlijk wel willen? ‘Ja,’ zegt Lisa Cheng enthousiast.
Ze spreekt zelf twee Chinese talen (en verstaat er drie) – ‘Het Kantonees en het Mandarijn verschillen meer van elkaar dan het Italiaans en het Spaans’ –, Engels en Nederlands. Cheng: ‘Drie talen kan gemakkelijk. Op de middelbare school leren kinderen Nederlands, Engels en daarnaast Frans of Duits. Dan heb je er al drie.’ Maar die houden ze niet altijd tot aan het eindexamen: als vreemde taal is alleen Engels op de bovenbouw van havo en vwo verplicht, en alleen op het vwo is een tweede moderne taal naast Engels verplicht (de gymnasiasten hebben al Grieks of Latijn).
Cheng kan het haast niet geloven. ‘Nederland is zó klein! Nederlanders moeten tenminste goed Engels kunnen spreken, maar Duitsland ligt zo dichtbij. Dat laat je toch niet vallen, kom op!’ Ze verwijst naar Eurocommissaris Frans Timmermans, de ambassadeur van de meertaligheid: hij spreekt behalve Nederlands ook Engels, Duits, Frans, Italiaans en Russisch, plus zijn eigen streektaal Limburgs. Dat is indrukwekkend en komt in zijn functie goed van pas, maar wat is de meerwaarde van twee- of meertaligheid voor gewone burgers?
Hersenen trainen
‘Meer talen spreken is goed voor je hersenen’, zegt Cheng. ‘Als je meertalig bent, bouw je een zogenoemde “cognitieve reserve” op. Door steeds van taak te wisselen, train je als het ware je hersenen.’ De gevoeligheid voor taal is groter bij meertaligen, weet ze: ‘AThEME-onderzoekers lieten tweetalige kinderen twee zinnen beluisteren in een voor hen onbekende taal. Die zinnen klonken bijna hetzelfde, maar de prosodische eigenschappen – ritme, klemtoon, intonatie en betekenis – verschilden. Net zoals kinderen die al jong muzikaal getraind waren, merkten ook tweetalige kinderen dat verschil op; eentalige kinderen niet.’
Onderzoek van AThEME-onderzoekers wees uit dat dyslectische kinderen die op de middelbare school een vreemde taal leren, meer gevoeligheid voor taal ontwikkelen dan eentalige dyslectische kinderen. Cheng: ‘Terwijl in de huidige praktijk dyslectische kinderen juist worden ontmoedigd om extra talen te leren. Dat kost hen inderdaad extra moeite en je moet ze daarvoor extra tijd geven. Maar uiteindelijk begrijpen ze de morfologische regels (de woordstructuur) van een taal beter dan eentalige kinderen met dyslexie. Sterker nog: als het echt ingewikkeld wordt, doen dyslectische kinderen het zelfs beter dan kinderen zonder dyslexie.’
Op de wereld worden ongeveer zesduizend talen gesproken in bijna tweehonderd landen. Zo’n tachtig procent van de wereldbevolking spreekt meer dan één taal. In Nederland spreekt bijna de helft van de kinderen dagelijks meer dan één taal.
Cheng beschouwt minderheidstalen, streektalen en ook dialecten allemaal als talen. Sterker nog: als gelijkwaardige talen. Daar denkt de financier van haar onderzoeksproject anders over. In de beleidsbrief aan de EU over regionale minderheidstalen hekelt AThEME de ‘vaak onverschillige en zelfs negatieve’ houding van beleidsmakers tegenover de ruim zestig minderheidstalen in de EU. De EU is dan wel voor meertaligheid, maar heeft daarbij de standaardtalen met een hoge status in gedachten. Het Fries mag in Nederland dan de status hebben van tweede landstaal, dat betekent niet dat de EU tevreden is als we hier straks allemaal het Nederlands, Fries en Engels beheersen. Nederlands, Engels en Duits is beter.
Minderheidstalen
Het staat haaks op wat volgens de onderzoekers van AThEME belangrijk en verstandig is. Ze sporen in hun beleidsbrief de EU aan om regionale minderheidstalen te behouden en te promoten. Een minderheidstaal geeft kinderen de mogelijkheid om op een natuurlijke manier meertalig te worden. Vaak wordt gedacht dat kinderen beter één taal – de standaardtaal – goed kunnen leren, maar, zegt Cheng, het is juist heel goed voor hun taalontwikkeling als kinderen thuis een andere taal spreken. Als de EU zo graag meertalige burgers ziet, promoot dan de kennis en de praktijk van de tweetaligheid die er met het bestaan van regionale minderheidstalen al is, staat er in de brief.
Nederlandse kinderen wier ouders thuis een andere taal spreken, kunnen net zo goed Nederlands leren als kinderen met twee Nederlandstalige ouders. Dan moet er wel aan een cruciale voorwaarde zijn voldaan: ‘De ouders moeten de vreemde taal die thuis wordt gesproken goed beheersen en vaak spreken,’ benadrukt Cheng. ‘want dát is de sleutel tot een goede taalontwikkeling van kinderen.’ Je leert pas een tweede taal goed als je de eerste taal goed beheerst.
Niet te vroeg
Dat betekent niet dat te vroeg tweetalig onderwijs altijd een goed idee is. Cheng: ‘Van huis uit uitsluitend Nederlandstalige kinderen al op de peuter- of kleuterleeftijd op school een tweede taal (lees: Engels) onderwijzen, heeft heel weinig zin. Het kan zelfs een negatief effect hebben op hun taalontwikkeling.’ Ze maakt zich grote zorgen over het Engels dat op kinderdagverblijven en aan kleuters wordt aangeboden: ‘Dat moeten native speakers doen, anders leren die kinderen het ook nog eens helemaal verkeerd.’
Maar de voornaamste reden waarom zulke vroege tweetalige scholing geen zin heeft, is de leeftijd van deze kinderen. Ze zijn eenvoudigweg te jong om vanuit het niets een tweede taal te leren. ‘In de regel beheersen kinderen pas rond hun achtste levensjaar hun eigen moedertaal voldoende en hebben ze de meta-linguïstische vaardigheden ontwikkeld om een andere taal goed te kunnen leren.’ Deze vaardigheden helpen hen om op een onbewust niveau de structuur van de taal te herkennen. Precies om die reden hebben vluchtelingenkinderen in groep 7 of 8 het Nederlands vaak razendsnel onder de knie.
Integratie
Meertaligheid heeft niet alleen cognitieve waarde. Het bevordert ook het leggen van contacten en vermindert de angst voor elkaar, is Chengs overtuiging. Oftewel: meertaligheid bevordert integratie. Cheng: ‘Als Nederlanders geen Duits willen leren, laten ze dan bijvoorbeeld Turks leren om met de mensen in hun eigen buurt te kunnen praten. Als ze dan een Turkse winkel binnenstappen, voelen ze zich niet ongemakkelijk als om hen heen Turks wordt gesproken. Mensen denken al snel dat je iets te verbergen hebt als je in een andere taal met elkaar spreekt, of dat je hen voor de gek houdt. Als je kunt verstaan wat er wordt gezegd, hoor je al snel dat het gesprek over gewone huis-, tuin- en keukenonderwerpen gaat.’
Dit artikel verscheen eerder in Leidraad, het alumnimagazine van de Universiteit Leiden. Het volledige tijdschrift is online te lezen.
Tekst: Malou van Hintum
Over Lisa Cheng
Lisa Cheng (1962) is Hoogleraar Algemene Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden en een van de oprichters van het Leiden Institute for Brain and Cognition. Ze promoveerde in 1991 aan het -Massachusetts Institute of Technology en doet vergelijkend syntactisch onderzoek naar verschillende Chinese en Bantu-talen. Cheng is de wetenschappelijke coördinator van het onderzoeksproject AThEME.