Promotie: impact van Internationaal Strafhof op landenniveau
Het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag bestaat sinds 2002, met als kerntaak het vervolgen van personen die verdacht worden van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. Wat zijn we opgeschoten met bijna twintig jaar ICC? Promovenda Marieke Wierda onderzocht de impact van het Hof in de landen Afghanistan, Colombia, Libië en Uganda en verdedigde op 9 januari haar proefschrift.
Wat was de aanleiding om onderzoek te doen naar de impact van het ICC?
'In 1998, twintig jaar geleden, werd het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof door 120 landen aangenomen. Oprichters spraken van een grote doorbraak in de strijd tegen straffeloosheid. Maar nu, twintig jaar later, worden er steeds meer vragen gesteld over de impact van het Strafhof. Tot nu toe heeft het ICC in totaal weinig strafzaken afgehandeld en zijn er maar vier mensen veroordeeld. Een van hen, de Congolese politicus en zakenman Jean-Pierre Bemba, werd recent nog vrijgesproken. Mijn onderzoek kijkt echter naar de impact van het Strafhof op landen-niveau. De landen die onderdeel maken van het onderzoek zijn Afghanistan, Colombia, Libië en Uganda.'
Wat heb je precies onderzocht en hoe heb je dat gedaan?
'Mijn onderzoek tracht om de impact van het Strafhof te meten door een beoordelingskader dat bestaat uit vier onderdelen: systematische effecten (impact op nationale rechtssystemen); transformatieve effecten (impact op vredesonderhandelingen); reparatieve effecten (impact op slachtoffers) en demonstratieve effecten (impact op de percepties van de lokale bevolkingen). Om de bevindingen te onderbouwen maakt het proefschrift gebruik van diverse bronnen, waaronder juridische stukken, uitspraken van het Strafhof, academische artikelen, beleidsstukken van ngo’s en denktanks, stukken uit de media en interviews met opinieleiders in de betreffende landen.'
Wat zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het onderzoek?
'Het Strafhof en het Statuut van Rome hebben wel normatieve impact. Zo hebben de landen onder studie hun wetgeving aangepast of nieuwe, gespecialiseerde instellingen opgericht om internationale misdrijven te berechten. In sommige landen vonden processen plaats, zoals in Colombia, Libië en Uganda. Ook is er sprake van impact op vredesonderhandelingen. De rechten van slachtoffers werden erkend en daders zouden berecht worden in Colombia en Uganda. Alleen worden deze positieve effecten deels ondermijnd door het gebrek aan sociale impact, namelijk impact op de levens van slachtoffers (reparatieve effecten). De percepties van lokale bevolkingen over het Strafhof zijn vaak negatief: het Strafhof wordt niet per se als onafhankelijk of onpartijdig beschouwd, of wil de bevolking een andere oplossing tegen de straffeloosheid, op lokaal niveau. Ook was de impact van het Hof het grootst in het land waar de rechtstaat sowieso er beter voor staat; Colombia. De impact was veel minder in Afghanistan en Libië.'
Wat gebeurt er met de uitkomsten van het onderzoek? Worden deze bijvoorbeeld gebruikt in de praktijk?
'Ik hoop dat dit onderzoek vooral door beleidsmakers die te maken hebben met het Internationaal Strafhof gelezen zal worden. Zelf werk ik momenteel bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar de uitkomsten zeker relevant zijn omdat internationaal strafrecht een belangrijke focus is voor Nederland. Het onderzoek pleit voor een meer context-sensitieve aanpak in het toepassen van het internationaal strafrecht en de normen van het Statuut van Rome. Deels kan dit bereikt worden door het aanpassen van huidige praktijken en het beleid van het Strafhof binnen het Statuut van Rome. Maar ook moeten bepaalde fundamentele kwesties opnieuw doordacht worden, zoals er ook andere manieren of modellen zijn om de normen van het Statuut van Rome te bevorderen. Ik hoop dat dit proefschrift kan bijdragen aan die discussie.'
Promotoren prof. dr. L.J. van den Herik en prof. dr. C. Stahn over het onderzoek van Marieke Wierda
'Marieke Wierda is een van 's werelds meest toonaangevende experts op het gebied van strafrechtelijke aansprakelijkheid en overgangsjustitie - ze heeft een schat aan ervaring en haar inzichten uit de eerste hand in transitieprocessen zijn ongeëvenaard. Het was een eer dat ze als onderzoeker bij ons bij het Grotius Centre kwam voor het door NWO gefincanceerde project Post-Conflict Justice and Local Ownership. Haar promotie is een schat aan beleefde ervaringen en levende herinneringen. Haar opzienbarende analyse en haar genuanceerde aanbevelingen dwingen ons om niet alleen de complexe impact en de effecten van het Internationaal Strafhof in situationele landen te heroverwegen, maar ook het bredere samenspel tussen gerechtigheid, vrede en ontwikkelingsagenten en hun kiesdistricten in het algemeen.'
Tekst: Floris van den Driesche
Mail de redactie