Van kolenjongen tot museumdirecteur
‘Bandenkoning’ Arie van den Ban (1944) werd groot in de autobandenhandel. Overdag runde hij als directeur zijn multinational, maar na kantoortijd studeerde hij tot diep in de nacht geschiedenis. ‘Geschiedenis heeft mijn leven veranderd.’
Hoe begon uw loopbaan?
‘Mijn vader was een kolenboer en direct na de hbs ging ik voor hem werken als kolenjongen: met tachtig kilo kolen op mijn rug bracht ik de kolen bij mensen thuis. Noodgedwongen was ik ijzersterk op mijn 18e, nu zou dat werk nooit mogen van de Arbodienst. Naast kolen bezorgde ik trouwens ook sterke drank want we hadden ook een kleine slijterij met jenever en ander sterk spul. Op een gegeven moment zetten we ook een kleine benzinepomp op en daar leerde ik de wereld van de autobanden kennen. Ik kwam erachter dat bepaalde banden in Duitsland veel goedkoper waren dan hier en andersom ook. Daar maakte ik slim gebruik van en toen ging het snel met de handel. In 2002 fuseerden we met een andere grote speler in de bandenhandel en nu zit het bedrijf in zes landen met in totaal 850 werknemers. Ik ben nu alleen nog aandeelhouder.’
Op uw 55e ging u geschiedenis studeren. Waarom?
‘Ik las al jong historische romans dus die interesse had ik allang. Een vriend van mij kondigde op latere leeftijd opeens aan dat hij rechten ging studeren en toen dacht ik meteen: nu moet ik ook werk maken van geschiedenis. De studie was al een week begonnen in september 1990 maar ik mocht nog snel aanschuiven in de collegebanken bij de bekende historicus Peer Vries. Na één minuut wist ik: dit is het! Peer Vries gaf geweldig college: scherp en met onderkoelde humor. Hij had van die mooie uitspraken die ik nu ook nog wel eens gebruik bij mijn lezingen. Zoals ‘grensverleggend belachelijk’ of ‘aanhalingstekens zijn de reddingsboeien van historici’. En ik vergeet ook niet de colleges van Bart van der Boom over de Tweede Wereldoorlog en die van Simon Groenveld over vaderlandse geschiedenis. Wat een kanjers waren dat (Van der Boom werkt hier nog steeds, red.).’
Hoe was het om een oudere student te zijn tussen de jongeren?
‘Fantastisch. Ik en andere oudere studenten waren natuurlijk de knarren tussen de jonkies, maar het was heel gezellig. Na afloop van college vroegen ze ons ook gewoon mee om wat te drinken in Camino, bestaat dat café in de Doelensteeg nog? (dat heet nu het Pakhuis, red). Dat was wel verleidelijk, maar meestal realiseerde ik me met één stap over de drempel dat mijn vrouw thuis op me wachtte. Vooral de meisjes - ik had hun vader of zelfs opa kunnen zijn - vonden me een beetje zielig als ik de computers van de UB niet begreep en dan hielpen zij me daarmee.’
In hoeverre was de studie te combineren met uw veeleisende baan?
‘Als directeur kon ik natuurlijk tot op zekere hoogte mijn eigen tijd indelen. Maar studeren kon ik alleen ’s avonds en vaak ging ik door tot een uur of vier ‘s nachts. Dat is wel iets wat ik aan mijn studietijd heb overgehouden: voor vieren slaap ik meestal niet. Behalve weinig nachtrust had de studie wel een positief effect op mijn werk. Ik werd bedachtzamer en genuanceerder, dat heb ik toen ook van een commissaris gehoord. Voorheen kon ik wel eens om iets heen praten als ik iets niet wist. Maar geschiedenis leerde me: geef het toe als je het niet weet en baseer je op deugdelijke bronnen.’
Wat bent u na uw afstuderen met uw studie gaan doen?
‘Mijn afstudeerscriptie ging over de dramatische gebeurtenissen die mijn ouders hebben meegemaakt: in mijn geboortejaar 1944 zetten de Duitsers ons eiland Voorne-Putten onder water om een opmars van de geallieerden te voorkomen. Over dat onderwerp ben ik lezingen gaan geven. Ik wilde op meer manieren mensen en vooral kinderen warm maken voor geschiedenis en begon mijn groeiende collectie ten toon te stellen. Zo kocht ik ‘De Buffel’, een oorlogsschip uit 1868 die te bezichtigen is in de haven van Hellevoetsluis. Daarnaast liet ik een Kruithuis, een magazijn voor explosieven, uit 1665 opknappen en zette er onder andere een scheepskanon neer.
‘Op een gegeven moment was mijn collectie zo gegroeid dat ik na mijn pensionering Historyland heb opgericht, een groot geschiedenispark in Hellevoetsluis. Je kunt er van alles zien: drie complete mammoeskeletten uit de Noordzee, dinosaurusbotten, oude scheepsmodellen, een Russische tank uit de Tweede Wereldoorlog, een echte MIG21-straaljager uit de Sovjet-Unie en nog veel meer. Het idee is dat kinderen zich spelenderwijs interesseren voor geschiedenis. Twee van mijn drie dochters werken er ook. De ene dochter, docent Duits, heeft het gebied ingericht volgens de principes van de permacultuur zodat er ook ecologische akkerbouw mogelijk is. Mijn andere dochter, docent Engels, geeft er huiswerkbegeleiding. Historyland is echt een educatief centrum geworden. Na mijn pensionering ben ik dus een heel nieuw hoofdstuk begonnen. Geschiedenis heeft mijn leven veranderd.’
Tekst: Linda van Putten
Mail de redactie