50 jaar talencentrum: niets en alles is veranderd
Ten hoogste papegaaienwerk. Dat was het argument waarmee in 1962 de oprichting van een talenlaboratorium aan de Leidse universiteit werd afgewezen. Maar zes jaar later kwam het er toch. En nu viert het Academisch Talencentrum zijn 50ste verjaardag.
Het is beslist aan de hartstochtelijke inzet van dr. B.C. Damsteegt te danken dat de Leidse universiteit een Academisch Talencentrum heeft. De later tot hoogleraar bevorderde Neerlandicus pleitte al in 1962 voor een dergelijke instituut. ‘Maar’, zo blikte Acta et Agenda, Informatieblad der Leidse universiteit, bij de officiële opening in 1969 terug, ‘de verenigde hoogleraren in de verschillende taalkunden wierpen het idee verre van zich: wie moet ermee werken en wat willen we ermee?’ Het naspreken van woorden en zinnen in een vreemde taal zou ‘ten hoogste papegaaienwerk’ zijn.
Vasthoudende initiatiefnemer
Damsteegt moet bijkans een hartverzakking hebben gekregen van dit argument want hij benadrukte juist dat studenten in het talenlab ook vertrouwd raakten met de grammatica en zinsstructuur van de vreemde taal. Hij gaf niet op en in september 1968 ging het talenlab alsnog van start, met uiteraard Damsteegt als directeur. Hij kreeg al meteen het gelijk geheel en al aan zijn kant want de belangstelling was met een toestroom met zes- à zevenhonderd gebruikers per week groot. Al snel volgden avondopenstelling en uitbreiding van de faciliteiten. Ook duurde het niet lang of buitenlandse studenten en medewerkers die Nederlands wilden leren vormden een flinke doelgroep.
Onderzoek
Damsteegt ging voortvarend van start. Studenten konden in het lab de toenmalige schooltalen Engels, Duits en Frans oefenen en verder Spaans, Russisch, Pools, Servisch, Zweeds en Chinees. En Nederlands dus. De slavistiek was in Leiden groot in die tijd, maar Zweeds? Terwijl Scandinavië een witte vlek was en is in het Leidse onderzoek en onderwijs? Het is niet meer te achterhalen waarom je ook deze taal kon leren. Feit is wel dat het een blijver is gebleken: nog steeds biedt het talencentrum Zweeds aan.
En de directeur noemde zijn faciliteit niet voor niets Talenlaboratorium: hij wilde dat er ook onderzoek werd gedaan. Dat leidde tot publicaties als ‘Zelfstudie in het talenlaboratorium. Verslag van een enquête’ (1973) en ‘Een foutenanalyse over het gebruik van subject, object en gezegde door Indonesiërs die Nederlands leren’ (1975).
Naar de Breestraat en weer terug
Het Talenlaboratorium begon in een pand aan de Witte Singel en verhuisde naar een voormalig restaurant aan de Breestraat toen de bebouwing aan de Witte Singel plaats moest maken voor de nieuwbouw van wat toen nog de Letterenfaculteit heette. Later keerde het lab terug naar de Witte Singel en wel naar het faciliteitengebouw, nu het Lipsius. Het valt onder de verantwoordelijkheid van het Leiden University Centre of Linguistics.
Voornamelijk de techniek veranderde
In wezen is er in het ATC in vijftig jaar niet heel veel veranderd. Ja, natuurlijk de techniek, vertelt de huidige directeur Gea Hakker, Leids alumnus Engels. Van de bandrecorder (‘met spoelen waar je een stukje papier in schoof om aan te geven waar je was gebleven’) via de cassetterecorder (‘een hele vooruitgang’), de CD en de DVD naar internet. En zeker ook nieuw, sinds enkele jaren, zegt Hakker, is het doceren van academische vaardigheden (zie kader).
Aan studenten (reguliere studenten, medewerkers en personen 'van buiten') nog steeds geen gebrek. Vijftien vaste docenten en zo’n zeventig freelance werkende docenten verzorgen taal- en academisch vaardigheidsonderwijs. Op 24 augustus vierde het ATC het 50-jarig bestaan met als hoofdspreker prof.dr. Lourdes Ortega van Georgetown University, VS, een grote naam op het gebied van tweedetaalverwerving.
Vooruitziende blik
Bij de opening van het Talenlaboratorium in 1968 gaf prof.dr. A.G.H. Bachrach, decaan van de Faculteit der Letteren, blijk van een zeer vooruitziende blik: hij merkte op ‘dat pas wanneer mechanisch werkende onderwijsapparatuur aan een speciaal daartoe geprogrammeerde computer kan worden gekoppeld, men een werkelijke vooruitgang zal kunnen boeken. Omdat dan elke student een instructieprogramma zal kunnen worden gegeven, dat door deze computer afgestemd is op de hoogst eigen leerstijl, de hoogst eigen motivatie en het hoogst eigen foutenpatroon van die student.’ Wat hij niet kon bevroeden was dat die mechanisch werkende apparatuur anno 2018 helemaal overbodig zou zijn, en dat het talenlaboratorium van Damsteegt steviger dan ooit in de universiteit zou zijn verankerd.
Tekst: Corine Hendriks
Mail de redactie
Het Academisch Talencentrum heeft drie poten:
Curriculair onderwijs
Dit betreft academische vaardigheden in het Engels en het Nederlands. Een echte vernieuwing voor het ATC. Het bleek dat het aanleren van academische vaardigheden in het reguliere onderwijs soms te weinig aan bod kwam: een paper schrijven of een essay, een wetenschappelijke presentatie geven, hoe pak je dat eigenlijk aan? Bij de opleidingen International Studies en Urban Studies maakt deze cursus deel uit van het vaste curriculum en Hakker verwacht dat dat op grotere schaal gaat gebeuren.
Facilitair talenonderwijs
Studenten en docenten die een taal willen leren of hun kennis willen opfrissen en uitbreiden kunnen bij het ATC terecht voor vijftien talen op verschillende niveaus. Daarnaast kan elke andere taal waarmee de universiteit werkt worden geleerd, mits er voldoende mensen zijn voor een groepje of desnoods individueel. Uiteraard worden de moderne vreemde talen gedoceerd maar ook Arabisch, Perzisch, Chinees, Japans, Koreaans, Russisch en - nog steeds - Zweeds.
Cursussen en trainingen voor de externe markt
Het ATC geeft Nederlands aan inburgeraars, op academisch niveau. Verder kunnen ook externen een taal leren bij het ATC. Hakker vertelt dat er sprake is van mode in het aanleren van vreemde talen. Waren tien jaar geleden Italiaans en Spaans enorm populair, nu zijn de groepen Arabisch, Japans en Koreaans groter. En verder verzorgt het ATC maatwerkcursussen en trainingen voor bedrijven en de overheid, in het bijzonder voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit betreft taalonderwijs alsook interculturele communicatie en acculturatie. Op verzoek worden ook trainingen economisch Frans, juridisch Frans, financieel Engels en juridisch Engels gegeven.
Verder verzorgt het ATC, alleen voor de universiteit zelf, vertaalwerk Nederlands-Engels en vice versa. Ten slotte faciliteert het ATC het practicumonderwijs van alle reguliere talenopleidingen. Behalve het beheer van de techniek en de zalen heeft het centrum daar verder geen functie in.