Spinozapremie voor organisatiepsycholoog Carsten de Dreu
De Leidse sociaal- en organisatiepsycholoog Carsten de Dreu ontvangt een Spinozapremie, de belangrijkste wetenschapsprijs van Nederland. We spraken met hem over zijn passie voor groepsprocessen, de Universiteit Leiden en toekomstdromen. ‘Een Spinoza breekt alles open.’
Carsten de Dreu zat in een bespreking toen hij gebeld werd, en drukte het telefoontje weg. Toen hij later terugbelde kreeg hij de voicemail van Stan Gielen. Stan Gielen? Dat is de voorzitter van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)! Dat is het moment waarop De Dreu begon te malen. Het zal toch zeker niet…? Een half uur later belde Gielen terug, met het goede nieuws.
Dus u had een vermoeden?
‘Mijn carrière is de laatste jaren stevig aangetrokken. Ik heb artikelen gepubliceerd in goede wetenschappelijke tijdschriften, en onlangs heb ik een ERC Advanced Grant gekregen. Dat is de hoogste Europese wetenschapssubsidie die aan een persoon wordt toegekend. Het is niet ondenkbaar dat iemand je dan voordraagt voor een Spinozapremie, en ook niet dat je vervolgens komt bovendrijven. Maar omdat je er zelf weinig aan kunt veranderen, heb ik die gedachte altijd snel weer losgelaten. Totdat Gielen belde.’
Wat dacht u toen u de bevestiging kreeg?
‘Het is een geweldige eer. Het mooie aan een Spinozapremie is dat het niet gebaseerd is op een onderzoeksvoorstel, en dat je dus carte blanche hebt om het naar eigen inzicht te besteden. Dat is een ongekende luxe. Al die vrije ruimte zonder eisen, verwachtingen en verantwoording. Ik kan nu helemaal mijn wetenschappelijke hart volgen en een aantal wilde hypotheses toetsen die ik anders vast niet gefinancierd zou krijgen. Zo’n Spinoza breekt echt alles open.’
Waar doet u onderzoek naar?
‘Ik kijk naar de spanning tussen het gezamenlijk belang en het eigenbelang. In veel groepssituaties zijn mensen van elkaar afhankelijk. Je kunt bijvoorbeeld niet in je eentje een dijk aanleggen, je moet daar met zijn allen aan meebetalen. Datzelfde geldt voor veel andere collectieve voorzieningen. Ik onderzoek welke afwegingen mensen daarbij maken. Wanneer slaat wantrouwen om in vertrouwen? Hoe zorg je ervoor dat mensen niet passief meeliften op de collectieve inspanning, maar er juist aan bijdragen? Dat zijn vragen die me interesseren.’
U doet hier al sinds 1990 onderzoek naar. Stemt dat optimistisch of pessimistisch over het menselijk vermogen om samen te werken?
‘Allebei. Ik ben bijvoorbeeld uitermate pessimistisch over de menselijke bereidheid om samen te werken tegen klimaatverandering, het onderzoeksonderwerp van mijn ERC Advanced Grant. Het lijkt ons simpelweg niet te lukken om dit probleem het hoofd te bieden. Het enige wat we nog kunnen doen is anticiperen op wat komen gaat: de zeespiegelstijging en veranderende klimatologische omstandigheden. Maar de mens heeft gelukkig niet alleen een enorm vermogen tot vernietiging, maar ook tot innovatie. De wetenschap moet uitzoeken wanneer we de wissel omzetten. Waarom eindigt het de ene keer in oorlog en de andere keer in gezamenlijke innovaties? Misschien ga ik mijn Spinozapremie wel besteden aan deze positieve kant van het verhaal.’
Wat zijn de praktische consequenties van je werk voor de samenwerking tussen mensen?
‘Ik doe veel onderzoek in de praktijk. Met mijn collega’s onderzoek ik momenteel de samenwerking in de operatiekamers van het Leids Universitair Medisch Centrum. Hoe gaan artsen en assistenten met elkaar om? Mogelijk kan dat nog beter, waardoor de zorg en uiteindelijk ook de overlevingskansen van de patiënten verbeteren. Eerder keken we naar samenwerking bij de meervoudige strafkamer, waar meerdere rechters samen beslissen over een strafzaak. Daaruit bleek onder meer dat de overload aan werk de onderlinge informatie-uitwisseling tussen rechters in gevaar kan brengen, en dus de afgewogen uitspraken. Rechters moeten in zeer korte tijd veel informatie verwerken, en dat maakt de kans op een foute beslissing groter.’
Waarom is de Universiteit Leiden een goede plek om je onderzoek naar groepsprocessen te doen?
‘Ik heb een goede groep van collega’s om me heen die meespelen in de wereldtop. De samenwerking binnen het Instituut Psychologie is goed, en dat stelt mij nog beter in staat om mijn onderzoek te doen. En het gebruik van hersenscanners voor neurowetenschappelijk onderzoek is relatief goedkoop. Dat stelde mij in staat om hersenonderzoek uit te voeren, ook toen ik nog geen grote beurzen op mijn naam had staan.’
Tekst: Merijn van Nuland
Beeld: Sabrina Otterloo
Mail de redactie
Over de Spinozapremie
De Spinozapremie wordt jaarlijks uitgereikt aan maximaal vier wetenschappers die tot de internationale top van hun vakgebied behoren. Iedere winnaar ontvangt een bedrag 2,5 miljoen euro dat hij of zij naar eigen inzicht mag besteden aan nieuw onderzoek. Het is de grootste persoonsgebonden wetenschapspremie van Nederland. U vindt alle Leidse winnaars van de Spinozapremie hier.